Aan de streekdracht was vaak ook de burgerlijke staat af te lezen. Het huwelijk
was voor beide seksen zeer belangrijk, omdat daarmee families en hun bezittingen
met elkaar werden verbonden, gezorgd kon worden voor nageslacht en een productie
eenheid werd opgezet. Pas als je gehuwd was, werd je als volwaardig lid van de
leefgemeenschap gezien. Dat betekende immers dat je in het bezit was gekomen van
een eigen bedrijf, of dat nu een winkel, horecagelegenheid, ambachtsbedrijf of
boerderij was. Eerder kon je namelijk niet trouwen. Voor vrouwen was het huwelijk
echter nog belangrijker dan voor mannen. Eigenlijk telden zij pas echt mee als ze een
kind hadden gebaard. Vandaar dat vooral in de vrouwendracht het onderscheid tussen
gehuwd en ongehuwd werd aangegeven. Bijkomend voordeel was dat zo voorkomen
kon worden dat mannen avances maakten aan het adres van vrouwen die al bezet
waren. In Zeeland kon je tot circa 1880 de burgerlijke status van een vrouw aflezen uit
de plaats van de voorhoofdsnaald in haar hoofdtooi. Ongehuwde vrouwen droegen dit
sieraad rechts op haar voorhoofd, getrouwde vrouwen links.
Aan de streekdracht was ook te zien tot welke leeftijdscategorie de drager
behoorde. Vooral het verschil tussen kind en volwassene werd duidelijk gemarkeerd.
De overgang van kinderdracht naar volwassenendracht viel altijd samen met
Mannendracht van Zuid-
Beveland. Links een
katholieke boer, rechts een
protestantse boer (Foto TA,
HTA Middelburg nr. B
435).
18 GEWOON EN TOCH BIJZONDER