negentiende, begin twintigste eeuw was dat in grote delen van het land nog een
veelvoorkomend verschijnsel. Groepjes jongelui van zo'n 10-18 jaar trokken de
avonden voor Sinterklaas langs de huizen. Om kleine kinderen of jonge meisjes bang
te maken hadden ze zich onherkenbaar en potsierlijk verkleed, vaak in witte
vrouwenkleren of omgekeerde jassen. Hun gezicht was zwart gemaakt of ze droegen
een masker en een baard. Ze schreeuwden, stampten met hun voeten of maakten
lawaai met stokken en kettingen. En plotseling deden ze de deur open met de vraag:
'Zijn hier nog stoute kinderen?', strooiden pepemoten en verdwenen weer. Als
beloning verwachtten ze wat lekkers of wat geld. In die laatste zin leek het gebruik op
soortgelijke rondgangen van jongelui en kinderen bij andere gelegenheden zoals
nieuwjaar, driekoningen of vastenavond.
Tijdens de eerste decennia van onze eeuw krijgt men in de dorpen aan dit wilde
gedoe steeds meer een hekel. Het bezoek van de verklede Sinterklazen wordt als een
vorm van bedelarij beschouwd, waarmee het afgelopen moest zijn. Precies in die tijd
gaan de onderwijzers een intocht van Sinterklaas, vaak met de plaatselijke fanfare als
deel van de stoet, organiseren en een bezoek van de Sint aan hun school. In plaats van
de wilde en woeste jongens zien de kinderen nu een deftige, bedaarde en vriendelijke
-kortom beschaafde- Sint. Maar waarschijnlijk was hij nog best wel streng, want zijn
bezoek diende als steuntje in de rug voor het opvoedingswerk van de onderwijzers.
Ook Zwarte Piet is geen al te grote boeman. Een correspondent viel het op dat in het
liedje 'Zwarte Piet zo zwart als roet, met een ketting aan zijn voet', de laatste regel
werd vervangen door: 'met een veer op zijn hoed'. Niet alleen de kinderen maakten
door de schoolfeesten kennis met een nieuwe vorm van Sinterklaasvieren. maar
natuurlijk het hele dorp.
Het is niet verwonderlijk dat de zojuist genoemde veranderingen in de publieke
sfeer ook hun weerslag hadden op de Sinterklaasviering thuis. In de enquête van ons
instituut uit 1943 deelden verschillende zegslieden mee dat die viering thuis, met
name op het platteland, pas vrij recent was opgekomen. Dat wil zeggen, allerlei
nieuwe vormelementen werden geïntroduceerd, waarbij vergeleken de oudere viering
eigenlijk niet veel voorstelde. In plaats van op een bord of in een klomp legden
kinderen hun gave voor het paard nu bij voorkeur in de schoen, zoals zij dat kenden
van plaatjes, liederen en verhalen. Hoeveel dagen voor 5 december zij die schoen
mochten zetten was niet duidelijk geregeld, maar het raakte meer en meer
geaccepteerd dat dat een wat langere periode mocht zijn dan één of twee keer zoals
vroeger. Het verlanglijstje deed langzamerhand zijn intrede. Kregen de kinderen hun
cadeautje op de ochtend van de zesde, de volwassenen vierden op de avond van de
vijfde Sinterklaasavond met gezellig samenzijn. Maar dat zij elkaar een cadeautje
gaven, werd als iets nieuws beschouwd, met de dan voor hen nieuwe naam van
pakjes- of surpriseavond, waarbij de geschenken vergezeld gingen van een plagerig
gedicht. En er is in de antwoorden al een glimp op te vangen van de bereidheid om
ook kinderen aan pakjesavond te laten deelnemen.
Het Sinterklaasfeest noem ik hier als voorbeeld om te laten zien hoe een
cultuurverschijnsel, en ik beperk me hier tot het terrein van feest en vermaak, zich
vanuit de steden verspreid heeft over het platteland. Dat algemene proces is natuurlijk
voor verschillende elementen van de feestcultuur verschillend verlopen, in tempo en
intensiteit, afhankelijk nog weer van de bijzondere omstandigheden in elk dorp.
Overgenomen elementen kregen bovendien in specifieke contexten doorgaans een
32
GEWOON EN TOCH BIJZONDER