grondslag aan de sterke opwarming sedert 1988? etc. Voor het verkrijgen van een beeld van het klimaat in vroegere eeuwen kan men letten op het gedrag van gletsjers, op de oogsten van tarwe en wijn en op nog vele andere fenomenen. Voor wat betreft de Lage Landen zijn wij hoofdzakelijk aangewezen op betrouwbare reeksen van weerselementen, zoals de temperatuur, wind en neerslag. De 18de eeuw is in dit opzicht redelijk goed bekend, maar de 17de eeuw vertoont nog heel wat hiaten. Zo is de periode van circa 1630 tot circa 1640 nog onvoldoende bekend. Hier is historisch onderzoek nodig. Daarbij kunnen wij denken aan dagboeken, brieven, reisverhalen, scheepsjournalen en dergelijke. Essentieel is een reconstructie van de luchtcirculatiepatronen in West-Europa gedurende de 17de eeuw. Ik wil tenslotte met een voorbeeld aantonen hoe men soms door een toevalstreffer gegevens van groot belang boven water kan krijgen. Het winterseizoen van 1624/25 is onstuimig met enkele ernstige scheepsrampen en veel schade aan de dijken (mede door een storm mislukt een aanslag van Maurits op Antwerpen). Het einde van deze winter is spectaculair. Op 19 en 20 februari 1625 steekt er aan de Duitse Oostzeekusten een noordooster storm met orkaanstoten op en aangezien er in de Oostzee veel ijs ligt, drijven weldra de ijsschotsen door de straten van Stralsund, Wamemünde. Lübeck, Kiel en andere kuststeden. De storm luidt een koudegolf in en deze bereikt met hevige wind en zware sneeuwbuien op 23 februari Amsterdam (daarbij vergaat een veerschip met 11 personen) en op de 24ste Zeeland. Het gevolg is een vorstperiode van anderhalve week, die met een zware noordwester storm in de nacht van 7/8 maart eindigt. Op zaterdag 8 maart treft een stormvloed alle kustgebieden van Calais tot Jutland. De schade is enorm, zo staat een groot deel van Holland onder water. Vele details van deze ramp zijn ons bekend, maar over Zeeland wisten wij merkwaardigerwijs tot voor kort haast niets. De sleutel ligt verscholen in een brief van Nicolaes van Reigersberch aan zijn zwager, Hugo de Groot, die zoals bekend in Parijs woont (Hugo is getrouwd met Maria van Reigersberch; zij en Nicolaes zijn kleinkinderen van de bekende kroniekschrijver uit Kortgene). In een brief van 11 maart 1625 vertelt Nicolaes ons de details over Zeeland. Op Zuid-Beveland staan tien polders onder water, bij Temeuzen drie. bij Brouwershaven twee, etc. Maar hoe komt hij aan deze gegevens? Hij woont immers in Den Haag, waar hij in 1625 Raadsheer bij de Hoge Raad wordt. De oplossing is even eenvoudig als verrassend: hij logeert vaak in Veere, waar zijn zuster Susanna is getrouwd met burgemeester Bloncke. Het water heeft op de beruchte zaterdag zelfs een voet hoog in de 'hof en in de achterkamer gestaan! En volgens de 'merckteykenen' rees het water in de stad Middelburg nota bene een voet boven het niveau van de Allerheiligenvloed van 1570 (hij schrijft abusievelijk 1572), zodat het er evenals in Veere door vele straten stroomde. Met dit voorbeeld wil ik het belang van historisch onderzoek onderstrepen. In letterlijk ieder archief en in elke bibliotheek kunnen zich belangrijke gegevens bevinden! Hetzij in handschrift, hetzij in druk. Het is van belang deze met de (liefst contemporaine) bron te noteren. Wellicht vormen ze het nog juist ontbrekende stukje in de legpuzzel. Bibliografie Bron: Jan Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, I, tot 1300 (Franeker/De Bilt 1998), 11, 1300-1450(1998), III. 1450-1575 (1998) en vooral IV, 1575-1675 (2000). 38 GEWOON EN TOCH BIJZONDER

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 40