Ringrijden op Koninginnedag 1963 in Middelburg (Foto ZA, HTA Middelburg nr. B 1046). van Nederland (1943) gaat Jan de Vries, toen voorzitter van de Volkscommissie en baas van Meertens. als eerste Nederlandse volkskundige nader in op de geschiedenis van de kerstboom. Hij constateert terecht dat de kerstboom een recent, uit Duitsland geïntroduceerd cultuurverschijnsel is, dat voornamelijk via de stedelijke burgerij zich verspreid heeft. Hoewel hij van mening is dat het "een echt volksbezit" geworden is, wil hij toch niet "spreken van een volksgebruik, maar eerder zoals hij zegt het harde woord "modeverschijnsel" bezigen".6 Zijn analyse van dit modeverschijnsel is er geheel op gericht om de historische, germaanse of zelfs indogermaanse kern van de kerstboom te traceren. De Vries moet zich hierbij een soort cultuurgeoloog hebben gevoeld: "Laag voor laag", zegt hij, "moet worden afgelicht en als wij dan steeds dieper in het verleden doordringen, dan kunnen wij wellicht verscholen onder de aanslibsels van zooveel eeuwen kultuurontwikkeling een heel klein restje van het geloofsleven onzer heidensche voorvaderen vaststellen" (16). Ook bij het andere grote nationale feest van Sint Nicolaas, probeert De Vries de oorspronkelijke kern van het feest op het spoor te komen, over de ontwikkeling van het feest in de twintigste eeuw heeft hij niets te melden.7 Opvallend is dat in de eerste helft van de twintigste eeuw de belangrijkste Nederlandse volkskundigen sympathiseren met de Groot-Nederlandse gedachte. Die 6 GEWOON EN TOCH BIJZONDER

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 8