galeien werd ingevoerd, maar later ook door andere, opeenvolgende scheepstypen. De naam werd later ook wel gebruikt voor niet uit Spanje afkomstige, maar in de Nederlanden vervaardigde majolica en faience. 'Galeyers' duikt voor het eerst op in 1471 in Brugge om zich daarna in allerlei varianten te handhaven tot het begin van de 19de eeuw.5 Het is, het bovenstaande resumerend, allerminst ondenkbaar dat bij nader onderzoek een aantal van de in beide bronnen genoemde producten in verband gebracht kan worden met enkele vondsten van het terrein Hoogstraat-Wolstraat. 2. Putten Het zou net zo interessant zijn als iets dergelijks mogelijk was voor afvalkuilen, stortputten en beerkelders en in mindere mate waterputten. Deze zijn immers in groten getale op de Sluise site gevonden. Helaas zijn de vermeldingen hierover in de bewaard gebleven teksten gering. Op kaarten zijn ze geheel afwezig. De oudste vermelding van een put heeft met de opgravingen bovendien al direct niets te maken. Voor de volledigheid noemen we haar toch. Ze komt voor in een stadsprivilege van 1 juli 1330, waarin een aantal straf- en bestuursrechtelijke voorschriften behandeld wordt. Artikel 4 beschrijft verkrachtingen en ontvoeringen. Een ieder die aan deze misdaden schuldig of medeplichtig bevonden is, wordt voor zes jaar verbannen. Een man die terugkeert voordat zijn straftijd erop zit, De Sluise Melkmarkt (thans Croote Markt) met links het Belfort en rechts de borneput. De grote borneput werd gebouwd in 1422-1423 en was in zijn oorspronkelijke vorm onder andere voorzien van zes vanen, een spil en een grote weerhaan. Met zijn met goud gestoffeerde dak was de waterput een sieraad van de Sluise Melkmarkt. Op de gewassen tekening wordt waarschijnlijk de situatie rond 1739 voorgesteld. (Uit: E.A. Brinkhorst, LH. Vogel-Wessels Boer, Sluis in beelden uit de Zelandia lllustrata, Middelburg, z-j-, p. 12.) 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 14