had, werd 'overmalig' genoemd. De uiterst ongezonde verkoop van overmalige vis werd natuurlijk zwaar beboet. Uit deze enkele voorbeelden blijkt zonneklaar dat de ambachtskeuren gedetailleerde en weldoordachte voorschriften bevatten om de kwaliteit van de producten op een hoog peil te houden. En dit om meerdere redenen. In de eerste plaats terwille van de effectiviteit en daarmee de betrouwbaarheid en reputatie van de ambachtelijke en stedelijke bestuursapparaten. De maatregelen en de keuringen van de gildefunctionarissen en vinders maakten het immers mogelijk onderscheid te maken tussen bonafide en malafide neringdoenden. Maar ze waren ook van belang voor de consumenten die zich. dankzij deze gereglementeerde handelwijze, verzekerd wisten van een goed product. Dit kwam de volksgezondheid ten goede (minder in het belang van de consument waren de met deze stringente regelgeving gepaard gaande monopolistische belemmeringen van een 'vrije marktwerking"). Daarnaast zorgden de voorschriften voor een schone of liever, een minder vieze en stinkende leefomgeving. In dit kader moeten ook de maatregelen tegen onder meer stinkende, dus bedorven vis en vlees worden bezien, die we hierboven reeds tegenkwamen.16 Afvalbeperking en -verwijdering Lag bij de voorgaande voorschriften de nadruk op het volksgezondheidsaspect door kwaliteitswaarborgen, bij andere overwoog de preventie of beperking van afval en het schoonhouden van de stad. Ook aan deze vorm van bescherming van het stedelijk leefmilieu zijn artikelen in ambachtskeuren en magistraatverordeningen gewijd. In een begeleidend schrijven uit 1379 bij de keure van de vleeshouwers staat bijvoorbeeld over de plaats waar onder meer vlees verkocht werd: het 'vleeschhuus zij zuverlic gehouden, zonder tusschenluken of der in te maken pawelioenen of cramen, ander dan 't gheweist heift', namelijk ruim, open en onderworpen aan toezicht.17 Er waren zelfs aparte damwassers, zoals bekend is uit een bekendmaking uit 1568. Zij dienden zich te 'voorzien van een loete en een hoosvat, om daarmede beide de dammen schoon te houden, op straffe van vijf grooten'.18 Met de beide dammen zijn enkele van de havendammen aan 't Pas bedoeld. Een loete is een krabber of scheplepel, een hoosvat een soort wateremmer. Het is mogelijk dat de damwassers behoorden tot een specifiek gilde. Waarschijnlijker is echter dat het reinigen van de dammen uitgevoerd werd door één of enkele van de vijf Sluise arbeidersgilden. Eén van die gilden was het Sint-Kathelijnegilde, dat ook wel het gilde van de arbeiders van de Vismarkt werd genoemd. Een vonnis uit 1569 leert dat zij onder meer tot taak hadden het 'reinig en schoon houden (van) de Vischmarkt en de kaai van den Vliet'. Bovendien moesten ze in de gaten houden 'wie eenige vuiligheid of mest brengen zoude aan de stadsmuur bij den Visscherssteiger,' aan het Pas. In ruil voor het uitvoeren van dit werk werd het gilde door het stadsbestuur het recht van 'ganckghelt' geschonken, waarvoor het 'één penn. gr. (per?) en van elke (passerende) boot 12 mijten' mocht ontvangen. Het is niet ondenkbaar (maar waarschijnlijk verder niet meer na te gaan) dat de andere arbeidersgilden met vergelijkbare werkzaamheden waren belast en bijbehorende rechten ontvingen.19 In 1579 verordonneerde het stadsbestuur dat het de 'vischhuizen. de vischmarkt en daaromtrent daar men visch beregt of verkoopt lastende expressievelijk alle visch(ver)koopers, eer zij eenig visch opensnijden, bij zich te hebben eenen emmer met water, om daarin het ingewand te werpen en daarna in den vliet (te storten), al op verbuerte van 5 gr.(oten) telkerwerf. Met 'vliet' wordt één der Sluise watergangen aangeduid. In 1625 mocht men geen 'krengen van honden, katten of hoenders en geene vischhoofden op de straat werpen, ook geen beenhouders, varkesslagers of anderen eenige bloed, pensen, ingewand, en andere vuiligheid'. Opnieuw is er hier dus duidelijk sprake van een beleid gericht op verhoging van de volksgezondheid door afvalverwijdering. En wel vanuit de overweging dat luchtvervuiling door afvoer van afval voorkomen kon worden en daarmee de verspreiding van ziektekiemen door de lucht. Niet verwonderlijk dateren de meeste van deze soort 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 19