Sluis in het begin van de 17de eeuw was geen schaduw meer van de eens trotse en welvarende havenstad. Vele straten waren verlaten en tal van middeleeuwse gebouwen in ver\'al geraakt of afgebroken. Gewassen tekening met gezicht op de stad vanaf het Pas. maatregelen uit de tweede helft van de 16de eeuw en de 17de eeuw, 'uit consideratie zoo van den armen, schamelen, benaauwden als om te schuwen alle haastige en periculeuse ziekten', epidemieën als de pest dus. Maatregelen die overigens keer op keer herhaald moesten worden, omdat ze evident niet of in ieder geval te weinig nageleefd werden.20 Laten we daarbij niet vergeten dat Sluis en het omringende land in dezelfde tijd bij voortduring te lijden had van oorlogshandelingen, inundaties, overbevolking door de instroom van grote aantallen vluchtelingen en een ongeregelde voedselaanvoer met alle gevolgen van dien. Het feit dat de Sluise overheid temidden van deze moeilijkheden uitgebreid aandacht aan het probleem van afval besteedde zegt veel over het belang dat zij aan deze kwestie hechtte. De aandacht betrof niet alleen afval veroorzaakt door economische activiteiten of de schoonmaak van openbare ruimten. In 1574 vermaande zij 'alle ingezetenen dezer stad, dat elk zijne huizingen, hovingen, grippen en straten zoo dikmaals zuivere als 't mogelijk is'. Met grippen zijn de afvoergoten bedoeld, die zich aan de straatkant voor de woning bevonden. Aangezien de goot fungeerde als perceelgrens aan de straatkant, diende men zijn kavel tot daartoe schoon te houden. Een jaar later wordt aangevuld, dat 'niemand zich vervordere te gieten, storten, te laten gieten of storten door iemand van zijn huisgezin eenig zeepsop op de straten of in de grippen, op gelijke boete van 10 gr.' Voorts wordt onder meer verboden 'vuil stroo of oude vuile matten op straat te werpen, op verbuerte van drie ponden parisis.' Dit kon namelijk nogal wat ziektekiemen bevatten. En in 1605 verordonneerde de magistraat dat 'een iegelijk de greppen en straten voor zijne deuren en erven kuische, vegen en schoonmaken zal, eenmaal in de week, als namelijk de zaturdags, hetwelk zich verstaat, zoveel in regard van die in hutten, logen als in andere huizen wonen, en dit op boete van 1 p. p.' Maar de vuiligheid die bij dit schoonmaken vrijkwam, 'stroo. mesch, asch of iets anders, hoedanig dat hij zij mocht niet in de kaai geworpen worden, maar afgevoerd te worden', op boete van 3 pond vlaams parisis. Blijkbaar werd ook de watervervuiling en de stank als gevolg daarvan aangepakt. Dat was ook wel nodig, blijkens een verbod uit 1613 op de verkoop van 'paling, gevangen in vuile en stinkende wateren'. Dezelfde publicatie verbiedt overigens ook de verkoop van 'kwade, verrotte pruimen en anderen fruiten'. Acht jaar daarvoor behoorde tot een vergelijkbaar pakket maatregelen de afvoer van 'besmet' vuil naar, zoals hierboven reeds vermeld, putten op specifiek bepaalde plaatsen.21 Mest- en vuilafvoer Afval was er natuurlijk ook in de vorm van mest en poep; hiermee komen we weer wat dichter bij het eigenlijke onderwerp van deze bijdrage en de putten van de Sluise opgravingen. Katten en 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 20