Noten 1. J.H. van Dale, Naamlijst van de poorten, torens, steegers, markten, straten enz. der stad Sluis in het midden der 15e eeuw, Middelburg 1875, p. 29. 2. Bijvoorbeeld de kaarten van Sluis van Jacob van Deventer (c. 1550), Marcus Gerards (1562), George Braun en Frans Hogenberg (1580) en Ludovico Guicciardini (1581). De Braun/Hogenberg-kaart geeft weliswaar op de desbetreffende plaats een aantal hogere gebouwen, maar deze zijn verder niet te identificeren en kunnen evengoed hoge woonpanden zijn. De kaart behorend bij Van Dale's Naamlijst is bijna een kopie van de laatste twee kaarten. De wijzigingen, of beter: aanvullingen, zijn vooral gelegen in de plaatsing van verschillende openbare gebouwen, een andere geografische situatie van Nieuw Mude en een vroegere datering, c. 1450. Het cartografisch resultaat spreekt weliswaar tot de verbeelding, maar over de historische betrouwbaarheid kan men, met alle respect voor Van Dale, zo zijn vragen stellen. En wel om drie redenen. De indruk wordt gewekt dat in één-anderhalve eeuw in (micro)topografisch opzicht in Sluis niets of nauwelijks iets veranderd is. De plaatsing van gebouwen na c. 1450 is meer willekeurig dan accuraat en de vormgeving van de gebouwen is veel te gedetailleerd, de beperkte tekstuele gegevens hierover in aanmerking genomen. Indien Van Dale wel over dergelijke gegevens beschikt had, had hij deze, uitbundig publicist als hij was, wel vermeld. Voor een toelichting op de reconstructiekaart zie J.H. van Dale, Een blik op de vorming der stad Sluis en op de aanleg harer vestingwerken van 1382 tot 1587, Middelburg 1871, pp. 216-220. 3. Over het waarom hiervan kunnen we in dit bestek verder helaas niet ingaan. We volstaan met de mededeling dat de tekstaanpassingen in het stuk vermoedelijk te maken hebben met pogingen van Sluis om de de economie belemmerende voorschriften te ondermijnen, die door Brugge, haar 'kievetein' of wettelijk hoofd waren opgelegd. Zie ook J.A. Backerra, Ontstaan en ontwikkeling van Sluis tot de komst der Bourgondiërs (onuitgegeven licentiaatsthesis Rijksuniversiteit Gent, 1959), p. 28v. Een belangrijke vraag gezien het hoogstwaarschijnlijk polemische karakter van het document, is of de tekst een handels- en belastingrechtelijk werkelijke of gewenste situatie weergeeft. Met andere woorden of voor alle genoemde producten tol in Sluis betaald moest worden en zo nee, voor welke wel en welke niet. 4. J.H. van Dale, 'Reglement voor de scheepsvaart en de heffing der tollen op het Zwin', in: H.Q. Janssen, J.H. van Dale, Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis inzonderheid van Zeeuw sch-Vlaanderen, Vijfde deel. Middelburg 1860, pp. 1-139. De zes delen tellende 'Bijdragen' vormen een ware 'Fundgrube' van teksten over de geschiedenis van Sluis; studies en archiefteksten, enkele honderden bladzijden lang, waarvan de originelen thans grotendeels verloren zijn gegaan. Er wordt hieronder dan ook dankbaar uit geciteerd. Overigens zijn bepaalde teksten, zoals de 16de- en 17de- eeuwse stadspublicaties, door Van Dale overgebracht in een 19de-eeuwse schrijfwijze. Passages daaruit worden in wat volgt gegeven als originele citaten. Bij het interpreteren van de middelnederlandse teksten is gebruik gemaakt van E. Verwijs, J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, I-XI, 's Gravenhage 1885-1952. 5. De ordonnantie is opgetekend in het Roodenbouc, Stadsarchief Brugge, fo. 139 vo. De Franse vertaling van het middelnederlandse origineel (of andersom) geeft voor 'valenschwerc': 'ouvraige de Valence', cf. L. Gilliodts van Severen, Inventaire des archives de la ville de Bruges I-Vl, Bruges 1871-1878, V 245, p. 207. A. Viaene, 'Valenschwerc. Hispano-moreske faience op de galeien in Sluis (1441) en in de musea van Damme en Brugge', Biekorf 71, 1970, pp. 46-50. Idem, 'Galeyers en Ghaleyerschwerk. Benaming van ingevoerde majolica te Brugge 1471-1550', Biekorf 71, 1970, pp. 273-279. Vgl. ook Backerra, Ontstaan en ontwikkeling, p. 30. 6. L. Gilliodts-van Severen, Coutumes des pays et comté de Flandre. Quartier de Bruges. Tome IV, Bruxelles 1892, p. 521 (III), J.H. v.[an] D.[ale], 'Previlige gehgheven der stede van der Sluis bij grave Jan van Namen', etc. in: H.Q. Janssen, J.H. van Dale, Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis inzonderheid van Zeeuwsch-VlaanderenDerde deel. Middelburg 1858, pp. 148-159, p. 150. Ofschoon bezijden het onderwerp toch een kleine toelichting. Het levend begraven was in middeleeuws West-Europa een typische vrouwenstraf. Verkrachting en ontvoering worden in middeleeuwse keuren niet zelden gezamenlijk behandeld. Verkrachtingen vonden namelijk niet alleen plaats uit seksuele overwegingen, als gevolg van, laten we zeggen emotionele bevliegingen. Ze kwamen minstens zo vaak voort uit rationele berekening, met als doel bezitsverwerving en, hoe gek het ook klinkt, sociale promotie. De geweldpleger kon door ontvoering en verkrachting de vrouw namelijk tot een huwelijk dwingen en dus de familie van de vrouw voor een voldongen feit stellen. Met dit gedwongen huwelijk had hij in principe recht op en toegang tot alle bezittingen en erfenissen van de familie. De rechtsmaatregelen tegen ontvoering en verkrachting waren dan ook bijzonder streng, niet alleen voor de dader zelf, maar ook voor diens medeplichtigen. Tot die medeplichtigen kon ook de vrouw behoren, als zij zich niet of naar de beleving van de familie niet genoeg verzet had. De strenge maatregelen zijn begrijpelijk wanneer men bedenkt dat de familie in de middeleeuwse maatschappij en bijgevolg het middeleeuwse recht een centrale plaats inneemt. Vgl. D.A. Berents, Het werk van de vos. Samenleving en criminaliteit in de late middeleeuwen, Zutphen, 1985, pp. 38-39. Voorbeelden van vrouwenroof in Sluis bijvoorbeeld in de stadsrekeningen van 1405-1406 en 1407-1408, G.C.A. Juten, 'Sluis. Oudheid en stichting dezer stad. De twee oudste oorkonden', in: Geschiedkundige Bladen 5, 1905, pp. 151-174. pp. 162-163. Een ander West Zeeuws-Vlaams voorbeeld (14de eeuw) in het Aardenburgse 'Boek met de Knoop'. Keurbrief 115: na voortijdige terugkeer uit verbanning 'den man up die galghe, ende twijf up den pit'. Gemeentearchief Sluis-Aardenburg, Stad Aardenburg inventarisnr. 8. Zie G.A. Vorsterman van Oyen, Rechtsbronnen der stad Aardenburg, 's Gravenhage 1892, p. 109. Ook: W. Prevenier, 'Vrouwenroof als middel tot sociale mobiliteit in het 15de eeuwse Zeeland', in: D.E.H. de Boer, J.W. Marsilje (red.), De Nederlanden in de late middeleeuwen, Utrecht 1987, pp. 410-424. 7. Van Dale, Naamlijst, pp. 16-17, 31. Cueren, Costumen ende Statuten der Stadt Sluys, Waterrecht ende Nieumuyden, Middelburgh 1629, Rubrica XIII.I. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 25