KERSTVERHAAL
In Bethlehems velden, om 't smeulende vuur
Verbeidend het licht van den morgen,
Bewaakten eens herders in 't nachtelijk uur
De kudden, vertrouwd aan hun zorgen.
Daar straalde opeens een verblindende gloed.
Een wondere glans uit den hoogen,
De herders ontweken 't, ontsteld van gemoed,
En hielden de hoofden gebogen.
Toen ruischte een stemme uit engelenmond:
'Hebt vrede Waartoe zoudt gij vreezen
'k Verkondig U blijdschap, die na dezen stond
Den volken der aarde zal wezen.
De heilige engel, omstuwd door een wacht
Van cherubs, deed plechtig nu hooren:
'De Christus, gesproten uit Davids geslacht,
Uw Heiland is heden geboren!
'Dit zij U een teeken, dat zekerlijk leidt
Tot vinden, wanneer gij zult zoeken:
Men heeft Hem een kribbe tot leger bereid,
En lei er Hem neder in doeken.
En nauwelijks nog zweeg,
wie dit Woord had gebracht,
Of bruisend in grootsche accoorden,
De engelen zongen de woorden:
Eere zij God in den hoogen, Vrede op aarde!
In menschen een welbehagen!
De herders, ontroerd en van eerbied vervuld,
Herdachten 't gehoorde en zwegen,
Tot d'aarde, reeds weer in het duister gehuld.
De rust van den nacht had herkregen.
Toen schreden zij haastelijk voort naar de stad
En zochten en vraagden en.... vonden
Den stal en de kribbe en 't Kindeke, dat
Erin lag, in doeken gewonden.
Een gedicht uit Zeeuwsche Zangen door Jacob
Vreeken, in leven 'hoofd eener school' te Middelburg.
Uitgegeven in 1932 bij Firma G.W. de Boer. Middelburg.
31