In zijn algemeenheid hebben we een gemeenschappelijk opdracht om het Zeeuwse dialect uit de
sfeer van tweederangs, plat en boerenlol te halen en moeten we laten zien dat onze eigen streektaal
een uitstekend instrument is om eigentijdse, alledaagse maar ook hogere levenswaarden in uit te
dragen.
Wie de psalmen vertaalt in de streektaal, kiest partij in de discussie welke taal het meest geschikt is
om mensen te raken: plechtige geloofstaal of gewone omgangstaal. De liefhebbers van statige
geloofstaal menen dat die overbekende plechtige woorden ruimte bieden voor woordeloze
religieuze ontroering. Anne van der Meiden, dominee, theoloog en emeritus-hoogleraar
communicatiewetenschappen en vertaler van de evangeliën in het Twents is daarentegen een
uitgesproken voorstander van gewone taal vanaf de kansel.
Over de Twentse streektaal als communicatiemiddel voor de verkondiging van het evangelie stelde
hij vast dat voor velen de streektaal niet zo maar een hobby is, maar de eerste taal, de moedertaal.
En dus de taal waarin de eerste emoties worden verwoord. Maar ook dat het Nederlands voor
diezelfde mensen samenviel met gezag, opgelegd kerkelijk denken, met Hollands-vreemde
dogmatiek en met aangeleerde deftigheid.
Hij refereert aan de dialectoloog Bouwhuis die aangaf dat een ontwikkelde taal als het Nederlands
meerdere taallagen kent: de sacrale, plechtige, gewijde taal (kerk, troonrede) de burgerlijke
omgangstaal, die van de krant, de nieuwslezer. De derde laag is de van de omgang met elkaar, de
gewone bij-de-grondse taal. Ze is geschikt voor het dagelijkse verkeer.
In de sacrale taal, in de Tale Kanaans, wordt de heilige berg 'De berg Zijner Heiligheid'. Veel van
deze taal is te herleiden tot de Statenvertaling van 1637, die op sterk aandringen vanuit Zeeland tot
stand is gekomen. Het gereformeerde protestantisme verlangde een zo letterlijk mogelijke vertaling
uit het Grieks en Hebreeuws en verwierp andere vertalingen omdat die niet letterlijk genoeg waren.
Door hun initiatief en medewerking hebben Zeeuwse predikanten grote invloed gehad op de
statenvertaling en daardoor op de ontwikkeling van de Nederlandse taal. De Statenvertaling werd
een basis voor de Nederlandse eenheidstaal in die tijd, al duurde het wel twintig jaar voordat die
ingevoerd was, maar de Statenvertaling was ook voor de eeuwen daarna de bron voor het kerklatijn
van de protestantse kerken. Op een Zeeuwse dialectendag is het interessant te moeten constateren
dat vanuit Zeeland sterk bevorderd is dat de er een verwijdering is ontstaan tussen de plechtige
kerktaal en de gewone volkstaal.
Het sacrale van de kerktaal wordt ook door anderen, b.v. door de Rederijkers versterkt. Het
'Goedendag Maria' wordt door hen omgevormd tot het plechtige 'Wees gegroet Maria'.
Jan Zwemer wees me erop en ook Anne van der Meiden refereert eraan dat Jezus in het Aramees
sprak, de volkstaal, in het dialect dus.
De evangelisten spraken ook geen verheven taal. Marcus is kortaf en zelfs ruw. Alleen Johannes
had een verheven esoterische stijl. In 1998 stond de bisschop van Roermond toe dat er in de
vastenmis gepreekt en gezongen werd in het Limburgs maar met uitzondering van de
eucharistieviering en de lezing uit het Johannesevangelie, die mochten niet in de volkstaal gelezen
worden. Tegen deze achtergrond is de uitvoering van de Johannes Passie tijdens het Zeeland
Nazomerfestival in het Gents dialect een opmerkelijke gebeurtenis.
Anne van der Meiden gaf me nog een verklaring waarom dominees graag in de plechtige kerktaal
preken: in het dialect kun je niet galmen.
33