verloren ging, komt Middelburg in beeld als centrale plaats van Zeeland Bewesten de Schelde. De burg, oorspronkelijk gesticht als bescherming tegen de invallen der Noormannen, wordt het bestuurlijk centrum; met de Amehaven aan de oostzijde en de stichting van de Westmonster op de latere markt ontwikkelt de plaats zich tot een belangrijke nederzetting. Helaas heeft prof. Henderikx ook geen verklaring voor het feit dat alle oude middeleeuwse kerken in de burgplaatsen hun plaats vonden buiten de omgrachting van de oude burg. Deze kerken bevinden zich alle op de vermoedelijk oudste bewoningsplekken ter plaatse. Al is de historisch bekende stichting van deze kerken dan van later datum, zou op de plaats waar zij werden gesticht mogelijk toch de bekende heilige eik hebben gestaan? Na uitvoerig stil te hebben gestaan bij de Westmonster en haar ontwikkeling van een sterk regionaal gerichte parochie tot stadskerk, volgt een beschrijving van de ontwikkeling van de stad tot omstreeks 1300. Hoewel over de ontwikkeling van Middelburg in de vroege tijd bij gebrek aan bronnen veel in het ongewisse blijft en daarover slechts door verder archeologisch onderzoek wat meer duidelijkheid kan ontstaan, schetst prof. Henderikx toch een duidelijk beeld van de ontwikkeling van de stad. Anneke van Waarden-Koets toont in haar bijdrage de Westmonster als voorname stadskerk, haar ongetwijfeld schitterende uitmonstering aan beelden, schilderijen, orgels enz. die in de archieven hun sporen hebben nagelaten en ons thans iets vertellen over de plaats die een belangrijke stadskerk in de stad innam. De bij het archeologisch onderzoek aangetroffen resten van de winkeltjes rondom de kerkmuur blijken ook in de archieven hun sporen te hebben nagelaten. De geuzenberoerten, de beeldenstorm, maar ook stormen en blikseminslag gaan niet aan de kerk voorbij en als Middelburg zich in 1574 overgeeft aan de Prins van Oranje is eigenlijk het lot van de Westmonster bezegeld. In 1575 wordt zij afgebroken en wordt op haar plaats de Grote Markt aangelegd. Katie Heyning geeft een schitterend beeld van de Westmonster in haar glorietijd. We worden ingelicht over de diverse altaren en de fraaie uitmonstering hiervan. Van de ongetwijfeld toenmalig veel voorkomende gebrandschilderde glasramen is tot op heden geen stukje teruggevonden. Over de kerkelijke diensten, de rouwplechtigheden die in de kerk plaatsvonden, de plechtige ommegangen en processies, het alledaagse gebeuren zoals het daar plaatsvond - de kerk was immers het middelpunt van het gewone leven. Het herstel na de beeldenstorm en vele andere zaken die met de Westmonster als stadskerk samenhingen en waarmee de stadsbestuurders bemoeienis hadden is ook onderdeel van haar verhaal. De lotgevallen van wat van de Westmonster na de afbraak onder de Markt overbleef is het thema van het verhaal van Jan J. B. Kuipers. In een drietal perioden zijn deze resten al eens aan het licht gebracht. In 1748, 1943 en 1998 kwamen zij te voorschijn en werden zij min of meer uitvoerig gedocumenteerd. In 1748 stootte men op een beschilderde grafkelder, waarvan in de Zelandia Illustrata, de verzameling prenten van het KZGW in het Zeeuws Archief, een afbeelding met beschrijving is te vinden. Overigens wordt daar (foutief) als jaar van ontdekking 1747 genoemd. In 1943 werd in het kader van de wederopbouw van Middelburg besloten de Markt met één meter te verlagen, waarbij de reeds verwachte funderingsresten van de Westmonster inderdaad werden aangetroffen. Naar aanleiding hiervan maakte dr. J. Kalf, de bekende restauratiedeskundige, een reconstructieplattegrond van de Westmonster. Ondanks de vrij summiere gegevens waarover hij kon beschikken, blijkt bij de opgraving in 1998 zijn reconstructie, hoewel op diverse punten niet geheel juist, aardig met de werkelijkheid overeen te stemmen. Uiteraard wordt door Jan Kuipers uitvoerig bericht over het onder leiding van projectarcheoloog Paul van Kempen met hulp van medewerkers van het PACZ en de AWN uitgevoerd onderzoek. Het is aan Pauls gedrevenheid en kennis te danken dat zoveel gegevens over datgene wat in de bodem verborgen zat kon worden opgetekend en gefotografeerd. Het is daarom des te meer te betreuren dat als vervolg op deze opgraving niet door een terzake kundig bouwhistoricus aan het onderzoek (door geldgebrek? gebrek 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 41