herbergen; deze zouden verborgen zijn in een onderaardse gang. Verhalen over zoekgeraakte
apostelbeelden zijn ook bekend uit Zierikzee, Kapelle, Nisse, Veere. Sluis en Hulst. Ook verhalen
over onderaardse gangen zijn talrijk in onze provincie en elders; ze duiken nog steeds op naar
aanleiding van archeologische waarnemingen, en hebben vaak betrekking op grote riolen of
keldergewelven. Een voorbeeld ten aanzien van boerderijen is de gang die de 'Torenhoeve' (Oud-
Vossemeer) zou hebben verbonden met de verderop gelegen hofstede 'Hoogkamer'. Evenmin als
elders zijn bij Waterlooswerve de gouden apostelen ooit gevonden: wél een tweetal menselijke
skeletten (ca. 1925).
Aan de gevel van hoeve 'De Mooije Staak' (Nisse) prijkten vroeger ook apostelbeelden. Een
bewoner verwijderde ze, maar de volgende dag hingen ze weer op hun plaats. Een volgende
bewoner verwijderde ze opnieuw en verbrijzelde ze voor de zekerheid. Meteen de volgende nacht
ging de hofstede in vlammen op. Dit herhaalde zich om de twaalf jaar. Uiteindelijk werd een
engelkopje in de gevel geplaatst, waardoor het onheil week.
'De Palmboom' ('s-Gravenpolder) was eveneens een katholieke kerkhoeve, maar is bekender als
schuilkerk der Afgescheidenen van 1834. In de volksverhalen stond deze hoeve lang in kwade reuk
wegens de hekserijen die een bewoonster er bedreef. Er waren meer Zeeuwse boerinnen, door wier
kwade genius van alles mis kon gaan op een boerderij: het bekendste geval is waarschijnlijk vrouw
Dieleman, die eind negentiende eeuw boerin was onder De Kraag bij Zaamslag. Blijkens het
veldwerk van bovengenoemde Joh. de Vries was haar onheilspellende reputatie in 1962/63 nog bij
verschillende zegslieden bekend. De omgeving van boerderij 'De Tempelhof' bij Zaamslag
(Terneuzense Straat/Groene Weg) was in de volksmond eveneens bekend om allerlei spokerij. Hier
waren vóór de Reformatie vestigingen van respectievelijk de geestelijke ridderorden der Tempeliers
en Johannieters. De overlevering spreekt van 'rooie mannetjes' (dwergen), spokende hazen en
onkwetsbare ganzen, hoewel de bekende oudheidvorser J. ab Utrecht Dresselhuis in 1845 al
schreef: 'Zoo spookte het nog maar een paar jaren geleden in de nabijheid van den grooten en
kleinen tempel, vroegere bezittingen der tempelridders; maar die Zaamslagpolder heeft almede
jaren lang [van 1584/85 tot 1650, JK] woest gelegen Dergelijke spooksels zijn dus kinderen
der verbeelding van latere geslachten
Pacisnagels en sprekend vee
In Zeeuws-Vlaanderen, met name het Land van Hulst, werden wel twee stenen in de vorm van een
kruis op elkaar bevestigd, en met een touwtje erdoor boven de deur van de paardenstal gehangen:
een probaat afweermiddel tegen 'Marius de paardenduivel', een 'nachtmaar' die soms 's nachts als
een gek op een paard door de polder reed, en het dier afgemat en badend in het zweet terugbezorgde
- waarschijnlijk de tekenen van een koliek.
Marius en ander kwaai gedwars konden ook worden bestreden met behulp van paasnagels. Dit zijn
de vijf wierookkorrels die de wonden van Christus symboliseren en in de katholieke kerk op
paasavond kruisgewijs in de paaskaars worden gestoken. Stak men zo'n paasnagel onder de
staldrempel, dan was het gedaan met alle bovennatuurlijke onrust in de stal. Trouwens, ook op een
hek van je weiland of bij huis hielpen ze tegen heksen en spoken. Niet alleen dieren, ook mensen
konden door een 'nachtmaar' worden geplaagd. Die verscheen in zo'n geval in de gedaante van een
paard, en een mens werd dan de hele nacht gedwongen daarop rond te rijden, zodat hij 's ochtends
doodmoe was. Een enkele keer lukte het iemand om zo'n spookpaard te bedwingen en naar de
hoefsmid te voeren, om het te laten beslaan. De volgende morgen bemerkte hij dan dat zijn vrouw
hoefijzers aan handen en voeten had... De symboliek van een en ander vereist geen buitensporige
verbeelding. Beter was het om dit alles te voorkomen. Zette je je klompen met de hakken tegen het
bed, dan kon de nachtmaar of nachtmerrie er niet inkomen.
6