geschreven. Zo kan iemand van Walcheren ook het dialect uit het Land van Hulst lezen, was de redenatie. En hoewel die uniforme spelling in het blad tot op de dag van vandaag wordt gehandhaafd is de Schriefwiezer tot op de grond toe afgebroken door tal van Zeeuwen, en veelal met reden. De Schriefwiezer vermoordt de dialecten door ze op een hoop te vegen, het is cultuurbarbarij en ga zo maar voort. Dat riepen de critici in de provincie en dat roepen ze nog. Maar los van die kritiek is er in Zeeland toch iets heel interessants gebeurd vanwege die Schriefwiezer. De spellingswijzer omschrijft allerlei details, elke klinkerletter en elk accentteken. Hier wordt uit het niets een nieuwe schrijftaal geschapen. De Schriefwiezer is gemaakt omdat het Zeeuws als een enkele taal niet bestaat. In Axel spreken ze gans anders dan in Domburg. Het Zeeuws is een verzameling lokale en regionale dialecten die zich uitstrekt in een taalgebied van Duinkerken tot boven Goeree- Overflakkee. Maar omdat België en Frankrijk het Europees Handvest niet hebben ondertekend, blijft erkenning van het Zeeuws in het taalgebied binnen de Nederlandse grenzen. Maar het is niet overal Zeeuws waar de leeuw zijn luctor brult. Zuiver taalkundig gezien behoren de dialecten in het Land van Hulst en in enkele Zeeuws-Vlaamse grensdorpen in oostelijk Zeeuws- Vlaanderen niet tot de Zeeuwse dialecten, maar tot het Oost-Vlaams. Maar de sociale banden met de aangrenzende Zeeuwstalige gebieden zijn zo sterk dat deze dialecten door taalkundigen als zeer nauw verwant worden beschouwd. Zeeuws heeft weinig met Nederlands van doen, hoewel velen denken dat het een dialect van het ABN is. Het Nederlands ontstond als standaardtaal in de loop van de zestiende en de zeventiende eeuw, gebaseerd op de Hollandse, Brabantse en Vlaamse dialecten. Het Zeeuws stond afzijdig bij dat proces en behield taalkundig een aantal belangrijke Zeeuwse eigenaardigheden. Aan het begin van de negentiende eeuw stond het Zeeuws zo ver van het Nederlands af dat zelfs een eigen, bescheiden literatuur mogelijk was. Het Zeeuws is heel oud. Jacob van Maerlant rijmde in het jaar 1271 in de proloog van zijn Sinte Franciscus Leven aldus: men moet om de rime souken/ Misselike tonghe in bouken:/ Duuts, Dietsch, Brabants, Vlaemsch, ZeeusWalsch, Latijn, Griek ende Hebreeus. In 1526 wordt voor het eerst bewust in de Zeeuwse streektaal geschreven. En Jacob Cats dus, schreef 'somtijds Zeeus en somtijds Hollands'. de Zeeusche Nachtegael Kan de literatuur er enig voordeel van hebben dat het Zeeuws erkend wordt? Twijfelachtig. De letterkunde in het algemeen heeft in Zeeland nooit een hoge vlucht genomen. Alleen in het eerste kwart van de 17de eeuw hebben in de provincie gelijktijdig een aantal letterkundigen gewerkt, maar dat is nadien nooit meer voorgekomen. De Reinaertdichter Willem heeft wellicht in het Land van Hulst gewoond, maar dat hoorde toen nog niet bij Zeeland. Een zeldzaam hoogtepunt in de vroege literatuurhistorie van Zeeland is het leerdicht Strande (1611) van de Goesenaar Philibert van Borsselen die met dat gedicht het renaissancevers in de Zeeuwse letterkunde introduceerde. Maar er gebeurden meer belangrijke dingen, hoewel de schaal relatief klein bleef. Ter gelegenheid van het bezoek van Anna Roemers Visscher in 1622 aan Zeeland werd, op initiatief van Jacob Cats, de Zeeusche Nachtegael samengesteld, een bundel verzen waaraan ongeveer twintig dichters, voornamelijk uit Middelburg, meewerkten. En van hen was Johan de Brune, die de belangrijkste Zeeuwse prozaïst voor Betje Wolff zou worden. Later passeren grote namen, als Jacobus Bellamy, maar pas in de 19de eeuw bestond er weer zoiets als een letterkundig leven in Middelburg, al was dat toen kwantitatief belangrijker dan kwalitatief. Het Zeeuws heeft met al die ontwikkelingen op de achtergrond meegehobbeld, er werd geschreven in dialect, maar niet structureel, en tot een blijvende Zeeuwse literatuur is het nooit gekomen. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 10