Griffie staat opgetekend en afhankelijk is van de politieke waan van het moment omdat de Zeeuwse Staten zijn of haar baas zijn? De baas van de Zeeuwse taal als ondergeschikte van een tijdelijk bestuur en de absolute non- creativiteit van zoiets als de provinciale Commissie Welzijn, dat is het weinig rooskleurige toekomstbeeld. Het Zeeuws als levende taal heeft nimmer zo diep gezeten. Willekeur Pessimisme is zeker op z'n plaats. Want de willekeur viert al overal vrolijk feest. In Groningen moet de betrokken ambtenaar een taalkundige zijn. In Twente moet het er eentje zijn zonder specifiek taalkundige achtergrond, maar wel een met een sterke band met de eigen cultuur. Bijvoorbeeld een schrijver of een zanger. Een veelzeggend voorbeeld van verschil van opvatting tussen provincies is de werkplek van de nieuwe streektaalfunctionaris: in Groningen is dat de universiteit, in Drenthe het provinciehuis. Dat zegt iets over de gedachten die de overheidsbazen hebben over taal. Maar er zijn meer bedenkingen bij heel de procedure. De Nederlandse dialectrenaissance is niet slechts een spontane beweging. Ze wordt beleidsmatig gesteund en gestuurd. De streektaalfunctionarissen hebben van ambtswege de opdracht de eigen taal en cultuur van hun provincie of streek te stimuleren. Het verband leggen ze bij de provincies niet, althans dat verkondigen ze niet naar buiten, maar waai de provinciebesturen zich anno 2000 tamelijk veel zorgen om maken is de identiteit van het provinciebestuur zelf. Al jaren is er een discussie over het voortbestaan van de dure en omslachtige provinciebesturen. Terwijl de provincies er natuurlijk alles aan doen om te bewijzen dat ze onmisbaar zijn. Dat ze een eigen identiteit hebben en dus in Europees opzicht waardevol zijn. En in dit licht gaat de roep van de provincies om erkenning van de eigen streektaal ineens een stuk minder zuiver klinken. Want wat is een mooier voorbeeld van een eigen identiteit dan een eigen streektaal? Een eigen erkende streektaal nog wel. Als Europa het Zeeuws erkent, erkent het daarmee impliciet ook het Zeeuwse provinciebestuur in Middelburg, zo is de gedachte. Dus hier wordt de taal misbruikt voor een politiek spelletje. De valse liefde van overheidsdienaren voor het dialect is iets waar de leden van de dialectvereniging tot dusver geen seconde bij hebben stilgestaan, als ze het al weten. Op het Middelburgse provinciehuis ontkennen ze dat natuurlijk bij hoog en laag. Maar ze kunnen niet ontkennen dat het belang van een provinciaal bestuur wordt onderstreept door te wijzen op de eigenheid van de gemeenschap. En als je dat als slim provinciebestuurder in de gaten hebt, wordt het natuurlijk wel heel verleidelijk om je in te spannen voor erkenning van de streektaal. Dat noemen ze in de politiek een win-win-situatie. Je houdt je eigen bestuurlijke baan, electoraal is het gunstig (want iedere plattelander stemt op de man die zo begaan is met de taal van zijn doip) en met een beetje geluk richten ze na je dood nog een standbeeld voor je op ook. Kijk mensen, hier staat de redder van de Zeeuwse taal. Hoera. Heinrich Böll Erkenning van de Zeeuwse streektalen is misschien iets waar niet elke schrijver in Zeeland op zit te wachten. Men schrijft toch in het Nederlands, men haalt de schouders op en heft het glas op gans andere dingen. Maar wat de omgekeerde werking van een erkenning van een taal kan zijn hebben collega-schrijvers in het Duitsland van vlak na de Tweede Wereldoorlog ondervonden. De Duitse auteur Heinrich Böll verzuchtte eens dat het 'zo ongelooflijk zwaar' was om vlak na de oorlog zelfs maar een half kantje proza te schrijven. Hij had het hier niet alleen over de kernvraag: hoe konden die twaalf jaar van terreur en 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 12