hielden er zittingen. Op de banken was het ook druk: de een bracht geld, een ander haalde het. Vroeger vonden de graantransacties in de graanbeurs in Oostburg plaats. De zaken verliepen daar stroef en het was een ongezellige boel. De graanbeurs werd opgeheven en de zaken werden daarna in de cafés op de markt gedaan. De geldcirculatie speelde zich af in contanten. De marktprijzen schommelden van week tot week. Als er geen goede prijs overeengekomen kon worden, probeerde de boer het de volgende week opnieuw. Had hij een geschikte koper gevonden, dan bracht hij het graan naar een pakhuis of naar een beurtschipper. Bekende graanhandelaren voor de familie Dekker waren onder andere Izaak Jacobse en Willem den Outer uit Hoofdplaat. Bekende beurtschippers waren Hillis de Koster en Sjarel Bondewel van Hoofdplaat. De één lag met zijn schip in Hoofdplaat om te laden, de ander in Rotterdam om te lossen. De zakken werden op gewicht geleverd: één kg voor de zak en iets boven gewicht, dus samen ruim 76 kg. Een wagen vol graan telde 32 zakken: twee zakken in de bak, drie op de kcisse, er bovenop twee tegen elkaar en nog één erop; acht zakken op een klampe (stapel). Vier stapels van acht, dus 32 zakken, dan lag de zaak stevig op slechte wegen. Bij de beurtschippers was het druk. Soms was een schip nog niet leeg na de reis van Rotterdam. Het schip kon opgehouden zijn door storm of mist. Je moest dan niet te veel aan de schipper z'n oren melken, want dan kreeg je het niet zachtzinnig uitgemeten. De boeren en knechten lachten daar maar wat om, als de schipper zich omdraaide was hij 't weer vergeten; kennelijk hoorden die uitschieters bij het vak. Wanneer je aan de beurt was werd de wagen langs het schip gereden. De voerman zette de zakken een voor een op de wagenkasse. De schippersknecht legde ze op het dek en een ander stapelde ze op in het ruim. In het ruim of op de wagen werden de zakken geteld. Enkele werden nagewogen, en als ze iets te licht bleken trok men er minstens een kg af. Je had met vakmensen te doen, als de zak te licht was werd dat opgemerkt en ging hij op de bascule. Ook met de beoordeling van de kwaliteit bleek je met kenners te doen te hebben. Als er een zak was met veel doppen (kaf rond de korrel), werd dat in de gesloten zak al geconstateerd. Verdachte zakken moesten geopend worden om de inhoud met het monster te vergelijken. Wanneer de partij niet volgens het monster was, kwamen de handelaar en de boer eraan te pas om tot overeenstemming te komen. Was alles in orde, dan aanvaardde de schipper de vracht. Handelaars en schippers kenden meestal de 'slimmeriken' van boeren wel, die werden extra in de gaten gehouden. In het ruim omsingelden de knechten de partijen met een groot wit krijt om ze uit elkaar te houden. De haven van Hoofdplaat was van de gemeente. Als je met een gerij aankwam moest havengeld betaald worden voor onderhoud, dat ging per wagen. De veldwachter was tevens havenmeester en ontvanger van kaai- en havengeld. Als alles volgens de regels verlopen was werd op de eerstvolgende marktdag door de graanhandelaar contant afgerekend. De boer kreeg zijn linnen monsterzakje, waar zijn naam op stond, terug. Buiten de handelaren om werden ook wel zaken gedaan. Dekker leverde ook graan naar Breskens, brouwgerst naar een bierbrouwer in Sluis en zaaihaver naar Eede. Broodbakken op de boerderij Op iedere boerderij was een bakoven in de kêête\ de vrouwen waren de baksters. Tarwe die voor het broodbakken was bestemd werd extra behandeld vóór de molenaar ze ging malen: de lichte korrels moesten eruit gehaald. Als brood zonder toevoeging van bloem werd gebakken noemde men dat 'brood van de krop uit de zak'. Als regel kocht men blomme om door het tarwemeel te mengen. Een bekend bloemmerk was 'de dubbele nul'. Je kon ook zelf bloem maken door tarwemeel te ziften beulenmet een fijne bloemzifte. De gist voor het rijzen van het 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 23