nederzettingsgeschiedenis vormen meestal de neerslag van detailonderzoek rond vaak vrij ingewikkelde problemen. Dat werk is best heel fundamenteel en noodzakelijk, maar zulke publicaties, ook die van mijzelf, zijn vaak niet erg toegankelijk. En je ziet ook niet zo heel vaak dat een mediëvist snel met een wat bredere, meer populaire variant of samenvatting van zijn werk naar buiten treedt. Misschien is dat een beetje een cultuur in ons vak, ik weet het niet, maar het lijkt mij niet goed. Wat wél goed is. is dat er anderen zijn die zorgen dat de resultaten van dat historisch onderzoek alsnog naar buiten komen. En dan denk ik aan de publicaties van historisch-geografen, van archivarissen, soms ook van ervaren amateur-historici en andere publicisten, mensen die als het gaat om wat breder populair-wetenschappelijk werk ervaring hebben en anderzijds qua vakgebied zc dicht bij de mediëvisten staan dat zij de boodschap op een verantwoorde en begrijpelijke maniei kunnen doorgeven. Gezien de duidelijke maatschappelijke relevantie van de middeleeuwse nederzettingsgeschiedenis, is dat wel heel belangrijk. En ook meer in het algemeen wijs ik op de betekenis van goed, verantwoord populair-wetenschappelijk werk op historisch gebied, niet alleen publicaties, maar ook film, radio en televisie. Mijns inziens is dat alles een vak apart, met veel haken en ogen maar met goede mogelijkheden. Derhalve aan het slot een voorzichtige suggestie: wanneer de Stichting Regionale Geschied beoefening en het Zeeuwsch Genootschap te zijner tijd weer eens een prijs willen uitloven misschien valt dan te denken aan een prijs voor goed populair-wetenschappelijk werk. En wat mijzelf betreft, nogmaals dank voor de prijs en dit mooie beeldje. Tekst, uitgesproken tijdens de 14de Historische Studiedag van de Werkgroep Historie en Archeologie op 3 novembe; 2000 te Middelburg ter gelegenheid van de uitreiking van de Jacob Catsprijs. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 38