wanneer mijn lief vraagt of ik nog een beetje van haar hou, dan vliegt het hartverscheurende
angelsaksische yeah, met al zijn rock 'n roll naar buiten. Yeahhh...!!!
(Dat is Domburgs. Op Waschappel zeggen ze natuurlijk yes en dat klinkt net zo krachtig en net zo
mooi.)
Taal is communicatie en taal is een wonder. Een prachtig wonder. Ik hou ook op een rare manier
van het Zeeuwse volkslied, hoewel er geen woord Zeeuws in voorkomt en ik het in de regel niet zo
heb op liederen die massa's kunnen dirigeren. Maar in het Zeeuwse volkslied, al is het dan in het
Nederlands opgeschreven, zit veel Zeeuwse ziel en dat maakt het dierbaar voor mij.
Er is een groep in Zeeland, las ik tot mijn stomme verwondering, die een nieuw volkslied wil
schrijven. Een meer bij-de-tijd-achtig lied. Het ouwe is te belegen en te barok en nu moeten nieuwe
schrijvers en nieuwe muzikanten een nieuw volkslied gaan schrijven.
Het stond in de PZC, dus het is waar.
Maar ik geloofde het niet.
Want het Zeeuwse volkslied is een monument en monumenten sloopje niet. Die koester je.
Pas op voor de volksliedslopers, want straks beginnen ze aan onze taal. Die is natuurlijk ook
hopeloos ouderwets en uit de tijd!
Maar gelukkig is er dus de erkenning. Uit de commissie is een werkgroep geformeerd die het
bewuste rapport heeft gemaakt. Het eindrapport zit tamelijk grondig in elkaar, er kwamen nog
nieuwe feiten boven tafel ook. Vrolijke feiten. De werkgroep schat namelijk dat meer dan de helft
van alle mensen in Zeeland en Goeree-Overflakkee tweetalig is en streektaal spreekt. En dat is een
verheugende mededeling als het om bescherming van een historische streektaal gaat. Dan heb je
namelijk wel draagvlak.
De werkgroep heeft onderzocht of het Zeeuws voldoet aan de eisen van het Europees Handvest van
Streektalen en Talen van Minderheden. Het feit dat zo veel mensen nog Zeeuws spreken, dat de taal
een afzijdige positie van het Nederlands inneemt en al in de dertiende eeuw bestond, spreekt sterk
in het voordeel.
Ja, het gaat goed met de streektaal in het Zeeuwse en dat was de laatste vijfjaar ook wel merkbaar.
Zeeuwse vertelavonden en festivals trekken steeds meer publiek. Er is Zeeuws theater, er zijn
serieuze Zeeuwse websites op internet, er is een levendige Zeeuwse muziekwereld en er wordt
regelmatig Zeeuws proza en Zeeuwse poëzie uitgegeven, al is het heel weinig.
Schriefwiezer
Tegenover die opleving in de culturele hoek zie je een ontwikkeling die er haaks op staat, of
misschien wel niet: steeds minder mensen spreken dagelijks dialect. Het dialect als
communicatiemiddel tussen buren verliest zijn oorspronkelijke functie. Dat heeft allerlei oorzaken,
mensen worden mobieler en verhuizen vaker, het ligt aan het onderwijs en aan de media, het is een
ontwikkeling die onheilsprofeten tientallen jaren geleden voorspelden en ze hebben gelijk gekregen.
Al spreken er vandaag de dag nog zoveel mensen dagelijks Zeeuws, dat aantal vliegt achteruit en
de neergang lijkt onstuitbaar.
Ondertussen groeit het Zeeuwstalige tijdschrift Noe als een Oostkappels duinroosje met kunstmest.
Nu heeft Noe (vertaal dat zindeeltje eens in het Zeeuws en je krijgt prachtig koeterwaals in de trant
van noe-ei-noeiets interessants toegevoegd aan de Zeeuwse taal. Iets dat menig dialectschrijver en
spreker een onacceptabel monster vindt, namelijk de 'Schriefwiezer'. Ook ik vind het helemaal niks.
De Schriefwiezer is een noodzakelijk kwaad. Het zijn gebundelde richtlijnen voor de spelling van
een niet bestaand algemeen soort Zeeuws, bedoeld om een uniforme spelling in het hele blad te
krijgen. Uit nood geboren omdat elke streektaal in Zeeland verschillend is en verschillend wordt
5