Kleverskerke ligt ten N.O. van Middelburgvlak bij de Sloedijk dus in de verdedigings-linie van de
Fransche troepen. Ik had twee infinniers mee, en een militaire chauffeur. Deze laatste was een
prachtvent, de infinniers hopeloos angstig 'Dokter, de majoor heb gezeid, as 't niet gaat dan gaat
't niet en dan kom je maar terug'. Dit was het refrein gedurende de heele rit. In Middelburg begon
het al, toen men zag dat de stad op verschillende plaatsen in brand stond. In het begin beantwoorde
ik met grapjes, maar tenslotte kon ik ze alleen maar met 'hou je bek' tot zwijgen brengen. Het was
lastig, over de kali [het kanaal] te komen, die aan de Oostkant van de stad loopt, want er waren
bruggen kapot en bruggen opengedraait en straten kapot en tenslotte vonden wij een smal maar
stevig bruggetje, dat evenwel luide protesten uitlokte, die ik met rauwe taal moest smoren. Daarna
langs een smalle landweg uur en wij waren in Kleverskerke. Terwijl ik op de inlading van de
zieken wachtte, die ik had aangewezen om mee te nemen, vond ik een jong maar vastberaden
Fransch luitenantje, die door zijn kijker de manoeuvres volgde van zijn kleine troep die op dijk
geposteerd was.
Wij spraken even over de situatie. 'Je crois que c'est tres tres grave' zei hij en ik vrees dat hij er
niet meer vandaan gekomen is zo geïsoleerd zat hij daar in dat Zeeuwsche gehucht, zonder kans op
contact met de hoofdmacht. Toen alles ingeladen was hadden wij een luchtgevecht vlak boven ons,
dat voor ons gelukkig goed afliep, hoewel de mitrailleurkogels om ons heen op de grond kletterden.
De terugtocht ging vlot en de injïrmiers waren opgewonden over hun werk. 'n Goed stuk werk, wat
we daar gedaan hebben, dokter' en 'dat hebben we er fijn afgebracht' waren de leitmotieven van
de conversatie.
Persoonlijk was ik ook voldaan en zou zulk werk graag wekenlang gedaan hebben, maar toen wij
aan het diner zaten in het hospitaal kwam de burgemeester van Domburg met het verpletterende
nieuws, dat op alle dorpen de witte vlag was geheschen en dat Zeeland was overgegeven. De
Fransche troepen waren grotendeels over de Schelde. Toen kwam Annie in opstand. Zij had zoo 'n
afschuw van het idee om misschien voor onafzienbare tijd onder de Boches te zitten, dat zij mij
bezwoer om te proberen over de Schelde te komen. De heele hospitaalstaf verzette zich wegens het
daaraan verbonden risico, maar zij hield vol, zoodat ik tenslotte besloot om te zien wat wij doen
konden. De Chef van het hospitaal en de Chef van het Rode Kruis Zeeland verklaarden geen
bezwaar te hebben, als ik een poging wilde wagen, er aan toe voegend, dat ik zeer welkom zou zijn
als het mislukte. Annie ging het allernoodigste inpakken en ik zag een lichtpunt in de aangename
herinnering aan de kennismaking van die morgen met de Middelburgsche juristen. Ik vond ze aan
Mijnenvegers met millitairen
onderweg naar Breskens.
26