handelaren in niet nader gespecificeerde producten, reders, een
zaakwaarnemer en een kapitein.
De totale interpretatie van de vondst en zijn context en de
implicaties ervan worden afgedaan in vijf bladzijden. Stuart
merkt hier o.a. op dat gezien de hoeveelheid indicaties voor
handel- en scheepvaart verwacht mag worden dat in de
omgeving van de tempels van Domburg en Colijnsplaat havens
met bijbehorende bedrijvigheid aanwezig geweest moeten zijn.
En, vanuit een centralistische gedachte, dat door deze
economische activiteiten nederzettingen in de omgeving zijn
ontstaan. Voorbij wordt dan gegaan aan het feit dat juist in de
directe omgeving al vanaf de vroeg-Romeinse tijd bewoning
bekend is in Colijnsplaat-Noordhoeksnol en Kats. Een niet
verder uitgewerkte constatering betreft het duidelijke verschil
tussen Domburg en Colijnsplaat, omdat in Colijnsplaat
uitsluitend altaren voor Nehalennia gevonden zijn en in
Domburg ook van godheden uit het officiële Romeinse
pantheon.
Veel vragen blijven dus nog onbeantwoord, maar met de
beschrijving van deze monumenten beschikken we nu in ieder
geval over een uitstekend naslagwerk over de stenen
monumenten van de Nehalenniatempel bij Colijnsplaat.
Op de valreep nog een correctie: de vindplaatsen bij
Colijnsplaat liggen op het grondgebied van de gemeente
Schouwen-Duiveland en Colijnsplaat zelf maakt tegenwoordig
deel uit van de gemeente Noord-Beveland, waarin de gemeente Kortgene is opgegaan.
Het altaar dat Marcus Exgingius
Agricola, afkomstig uit Trier,
zouthandelaar te Keulen schonk
aan Nehalennia.
Robert van Dierendonck
H. Halbertsma (bezorgd door E. H. P. Cordfunke en H. Sarfatij), Frieslands oudheid. Het rijk van
de Friese koningen, opkomst en ondergang (Utrecht: Uitgeverij Matrijs, 2000). 406 blz., gebonden.
In 1982 verscheen een gestencild proefschrift, zonder register en in een zeer kleine oplage, van
Herre Halbertsma over de geschiedenis van Friesland. Bijna twintig jaar later verscheen het
opnieuw, twee jaar na zijn dood. Halbertsma heeft zijn onderzoek niet meer in een prachtig
vormgegeven boek kunnen beleven. Hij heeft er wel aan gewerkt, sinds 1985. De van diverse
publicaties en onderzoeken bekende historicus Cordfunke en archeoloog Sarfatij hebben
Halbertsma, toen diens gezondheid achteruitging, geholpen en uiteindelijk het boek bezorgd. Wat
mag je nu verwachten van een boek dat zo lang na een proefschrift verschijnt? Allereerst moet
gezegd dat Halbertsma zijn tekst (van het proefschrift) heeft bijgewerkt. Niet goed valt te bepalen
welke rol Cordfunke en Sarfatij hierbij hebben gespeeld en wat hun inbreng was. Wel is duidelijk,
onder meer blijkt dat uit de geraadpleegde literatuur, dat verreweg de meeste geraadpleegde
bronnen dateren uit de periode vóór het uitkomen van het proefschrift in 1982. Publicaties van R.M.
Van Heeringen en P. A. Henderikx uit het eind van de jaren tachtig en begin van de jaren negentig
over het onderzoek naar de Zeeuwse ringwalburgen en de positie van de handelsnederzetting
Walichrum (bij het huidige Domburg) zijn niet in de literatuuropgave te vinden. Dat geeft te
denken. Er is de afgelopen twintig jaar uiteraard veel gepubliceerd over allerlei archeologisch en
44