EMIGRATIE UIT MIDDEN ZEEUWS-VLAANDEREN,
1900-1920
Gijske J. Meijerink-Stegeman
Inleiding
Het onderzoek naar emigratie uit Zeeuws-Vlaanderen is beperkt tot het gebied aan weerszijden van
het kanaal van Gent naar Temeuzen. Daarbij wordt de stelling onderschreven van Dudley Baines:
'Hoe meer wij weten over een streek of regio, hoe minder algemeen de verklaring wordt.'1 Dit
gebied. Midden Zeeuws-Vlaanderen, wordt ook de Kanaalzone genoemd en de plaatsen Terneuzen,
Hoek, Zaamslag, Axel, Koewacht, Zuiddorpe, Overslag, Sas van Gent, Westdorpe en Philippine
maken daar deel van uit.
Het Kanaal van Gent naar Temeuzen werd in de eerste helft van de negentiende eeuw aangelegd
om de Belgische industriestad Gent een betere verbinding met zee te geven. Het had toen weinig
betekenis voor dit voornamelijk agrarische gebied, met uitzondering van Temeuzen waar zich enige
bedrijvigheid ontwikkelde. Dat veranderde aan het begin van de twintigste eeuw toen Belgische
industrieën zich langs het kanaal vestigden. De nieuwe industrie had belangrijke gevolgen voor de
plaatsen, die aan het kanaal gelegen waren zoals Sas van Gent en Temeuzen (Sluiskil), maar
stimuleerde ook de economie in de verderaf gelegen plaatsen. Daarnaast kwam in die tijd ook een
moderniseringproces op gang op het gebied van infrastmctuur en landbouw. De beginnende
industrialisering, de verbeterde verkeerswegen en de nieuwe landbouwmethoden boden betere
bestaansmogelijkheden voor een groot deel van de bevolking.
Toch ontstond na verloop van tijd voor een aantal van hen een verslechtering van positie op
economisch en sociaal gebied en dat vormde de aanleiding tot een vertrek naar andere plaatsen en
gebieden. Slechts een klein deel van deze migranten vertrok naar overzeese landen. In totaal
vertrokken in de jaren 1900-1920 uit Midden Zeeuws-Vlaanderen 673 geregistreerde emigranten
naar de Verenigde Staten en Canada. Zij gingen merendeels naar plaatsen waar streek- en
lotgenoten hen in de negentiende eeuw in twee golven, de periode van 1846 tot 1857 en van 1880
tot 1893, waren voorgegaan.
Emigratie in de negentiende eeuw
De eerste emigranten uit Midden Zeeuws-Vlaanderen kwamen grotendeels uit de afgescheiden
gemeenten van de Nederlands Hervormde kerk van Axel, Terneuzen, Hoek en Zaamslag. Hoewel
de afgescheidenen toen niet de enigen waren die op zoek gingen naar een nieuwe toekomst was hun
emigratie wel het meest opvallend en het best gedocumenteerd. Onder leiding van dominee Comelis
van der Meulen en ouderling Jannes van de Luijster van de afgescheiden gemeente Goes vertrokken
in april en mei 1847, 457 leden in drie groepen naar de Verenigde Staten om zich bij dominee
Albertus van Raalte te voegen in een nederzetting die de naam Zeeland kreeg.2
De afgescheidenen in het Land van Axel waren door hun banden met de gemeente in Goes op
de hoogte van de landverhuizersplannen en een groot aantal gemeenteleden uit Axel. Terneuzen
en Zaamslag sloten zich in die eerste jaren bij de vertrekkenden aan. Een van hen was Frans van
Driele uit Axel, die bij zijn vertrek in maart 1847 zijn achterblijvende geloofsgenoten deze
regels naliet: 'Frans van Driele Is onrustig in zijn ziele En omdat hij niet is gerust Gaat hij
naar een andere kust.' Dat het punt van godsdienstvrijheid zwaar woog blijkt uit zijn dagboek
waarin hij noteerde dat hij niet naar Amerika ging om zijn toestand te verbeteren, niet om
rijkdommen en aardse schatten te vergaren, doch dat hij de keuze Mozes deed: 'Verkiezende
liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting der
29