bijvoorbeeld stedenbouwkunde en planologie. Echter, wie een oude kaart zinvol als bron wil
gebruiken moet het doel kennen waarvoor deze ooit werd vervaardigd, stellen de makers van
Werken met Zeeuwse kaarten. Daarom deze gids, die de (aspirant-)onderzoeker inzicht in de heel
uiteenlopende doeleinden wil geven, en bovendien uitgebreid uitleg wil verstrekken over het lezen
en gebruiken van oude topografische kaarten.
Behalve eindredacteur Aad de Klerk, als historisch consulent verbonden aan de Stichting Cultureel
Erfgoed Zeeland, werkten nog vijf redacteuren (onder wie Frans Beekman), twee
redactiemedewerkers (onder wie Bert Wennekes) en enkele tientallen auteurs aan dit boek mee.
Sommigen van hen schreven verschillende bijdragen: Ad Beenhakker beschreef bijvoorbeeld onder
meer 'Zuid-Beveland door Hattinga' en de 'Topographische en Militaire Kaart' van Midden-
Zeeland; Ad Tramper nam kaarten van Vlissingen en de Westerschelde voor zijn rekening.
Naast in- en uitleidingen komen 34 Zeeuwse oude topografische kaarten en kaarttypen uit alle
regio's van de provincie aan bod, zoals stads- en zeekaarten en militaire kaarten. De afzonderlijke
kaarten worden van een beknopte toelichting voorzien; de verschillende kaarttypen volgens welke
ze zijn gerangschikt (bijvoorbeeld 'Kaarten van waterschappen en polders' en 'Kadastrale kaarten
en voorlopers') worden ingeleid door meer algemene informatie over de desbetreffende categorie.
Werken met Zeeuwse kaarten is mooi en in ruim formaat uitgevoerd. De hoofdillustratie van elke
bijdrage is zo mogelijk in kleur weergegeven; vele verwante afbeeldingen en detailweergaven
verluchten de publicatie. De informatie op de afgebeelde kaarten is overigens niet steeds leesbaar,
hetgeen gezien de formaten van de originelen te verwachten was. Vooral de afbeeldingen gewijd
aan het métier van de landmeter zijn opvallend aardig. We zien de velduitrusting van de befaamde
Hattinga's, een over een schaalstok gebogen leerling-landmeter, een windroos, een meetketting en
uiteraard passer en winkelhaak, nu vooral bekend als vrijmetselaarssymbolen.
Op een eenduidige kwaliteit als 'handleiding' is wat af te dingen. Het boek is eerder een hybridische
introductie op het fenomeen van de oude topografische kaarten dan een strak gestroomlijnde gids.
Het biedt een staalkaart van kaarttypen en benaderingswijzen, omdat elke auteur de eigen
ervaringen en aandachtspunten naar voren brengt. En het zijn véél auteurs. Maar de individuele
benaderingen van de uitdagingen en problemen die al die kaarten stellen maken van Werken met
Zeeuwse kaarten wél een boeiende, allesbehalve dorre publicatie die inspeelt op de al even
verscheiden wensen en interesses van de beoogde gebruikers, een hopelijk talrijke groep.
Jan Kuipers
Ite Riimke, Zonder kleur kan ik niet leven. Claire Bonebakker, schilderes 1904-1979 (z.p.
[Middelburg] 2002, Zeeuwse Katernen deel 16), 95 biz., afbn., lit. opg., ISBN 90-74517-11-0. Prijs
17,50.
Ite Rümke heeft een alleraardigst boekje over haar tante Claire (eigenlijk: Clara Johanna)
Bonebakker geschreven. Deze schilderes werd in 1904 geboren in Soerabaja en verhuisde in 1915
met haar ouders naar Amsterdam, waar haar vader een betrekking als bankdirecteur aanvaardde. Zij
groeide op in grote welstand. Op het lyceum werd Claire's tekentalent ontdekt, dat zij nadien via
privé-lessen (o.a. In Duitsland) verder ontwikkelde. Claire Bonebakker leidde een turbulent leven,
waarin mannen een grote rol speelden. In 1938 vestigde zij zich in Veere, waar zij met een
onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog, tot eind 1956 is blijven wonen. Ze liet het huis "In
de Coerenblom" (Kade 57), dat ze vanaf 1946 bewoonde, ingrijpend verbouwen. Ze ontving er vele
gasten. In december 1956 vluchtte Claire hals over kop naar Mexico vanwege een vervelende
affaire (een 'stalker' - door de auteur N genoemd, maar die van mij best bij naam bekend had mogen
worden - die haar bedreigde). Daar liet ze in Taxco een prachtige hacienda bouwen, waar zij, net
54