Op een gladde baan glijden: sliere(n): W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.; Hrh.: Kn.; Ktg.; Ovz.) T. (Anl.)
Phi. Sch.-D. (Otl.; Nwk.i Rns) Z.V.W. (Cz.; Nvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.;
Ntg.)
Spel om centen: schreefsènte: onbekend
Vangspel hand in hand aan tikken: schêêre, renne: W. (Ok.: tikje-an-de-sliengerZB. Ha.:
rennen aan een lang touw, 't begon met twee kinderen en elk getikt kind moest meevangen aan dat
touwKn.) T. (Anl.: nee, wel takje mitte scheere) Phi. losse schaere Z.V.W. (Cz.: ère schêêre)
Spel waarbij een sliert kinderen draait om een kind: sliengere: W. (Dob.; Ok.: de boom wordt
al dikker en dikker, gezongen in het NederlandsZB. (Gpol.; Ha.: zie Ok\ Hrh.: voornamelijk
gespeeld door meisjes. De variant voor jongens was met een lange sliert draaien, waarbij de laatste
een enorme zwaai maakteKn.; Ktg.: sliengertje - slangertjeOvz.: ja, de laatste was de pineut)
Phi. zie Ok. Sch.-D. (Otl.: onder het zingen van Slienger de slanger, rottevanger) Z.V.W. (Nvt.)
L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.; Ntg.: sliengere)
Gokspel met centen: schreefje speel'n: onbekend
Met een plat steentje over het water scheren: siestere. keile, zeile: W. (Dob.; Ok.: zeile) ZB.
(Gpol.: zeile: Ha.: keildere/zeildereHrh.: zeildereKn.: idem: Ktg.: idemOvz.: keile) Phi.
schere Sch.-D. (Otl. sjiestere) Z.V.W. (Cz.: keilen) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit. zeilen) G.-Ofl.
(Odp.: sliefere; Ntg.: schuuvele)
Spel voor jongens en meisjes: stoeleverkóöpertje: W. (Dob.: stoeledans) ZB. (Ha.: Het mocht
vaak niet van de meester. Er werd dan wel op intieme plaatsen geknepen. De meisjes en jongens
fungeerden als stoel, die geprobeerdmoest worden. Z.V.W. (Nvt.) L.v.H. (Hit. stoelendans)
G.-Ofl. (Odp.)
Lopen op stelten: stiltlööpe: W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.: stilten lööpe: Hrh.; Kn.; Ktg.: steltlöópe
Ovz.; steltlöópe) T. (Anl.: steltlaope) Phi.: idem Sch.-D. (Otl.: idem: Nwk.; Rns.: steltlaope)
Z.V.W. (Cz.: steltlööpenNvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.steltlaope/op krikken
laope: Ntg.: stelte laope)
Een bijzonder op Walcheren gespeeld spel: slabberjan: W. (Dob.; Ok.)
Schommelen: toutere(n): W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.: tegenwoordig schommele: Hrh.; Kn.: was
toutere: Ktg.: verouderdOvz.) T. (Anl.) Phi. Sch.-D. (Otl.; Nwk. Uittdrukking: lae 't mar
toutere: laat het maar gaan: Rns.) Z.V.W. (Cz.: wat verouderd: Nvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.
ook beizen) G.-Ofl. (Odp.: wat verouderdNtg.)
Met een tol spelen: toppe(n): W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.; Hrh.; Kn.; Ktg.; Ovz. ook tolle) T.
(Anl.) Phi. tolle Sch.-D. (Otl.; Nwk.; Rns) Z.V.W. (Cz.; Nvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-
Ofl. (Odp.: tolle: Ntg.: idem)
Springtouw springen: touwtje sprienge(n): W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.: ook ööher en ööhertje,
waarbij het touw steeds iets hoger werd gehouden om over te spingen: Hrh.: ook met dubbele
touwenKn.; Ktg.; Ovz.: alleen meisjes, met liedjes) T. (Anl.) Phi. Sch.-D. (Otl.; Nwk.; Rns)
Z.V.W. (Cz.; Nvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.; Ntg.)
Laatste tik geven: tikketêêlen: W. (Dob.) ZB. (Gpol.; Ha.: heette leste tikje: Kn.; Ktg.: leste tik:
Ovz.: de getikte moest aan de kant gaan staan) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.: klessie:
Ntg.: d'n lesten)
Koppeltje duikelen: tumele: W. (Dob.; Ok.: kopje dukele) ZB. (Gpol.; Ha.: 't kwam wel voor
Hrh.: meestal an de diek gespeeld: Kn.; Ktg.: koppeltje duke: Ovz.: idem) Phi.: kopje dukele Sch.-
D. (Otl.: kopje dukele: Nwk.: idem; Rns.: kopje dukele) Z.V.W. (Cz.: overtumelen; Nvt.) L.v.Ax.
(Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.: koppie dukeleAoppeltie duke: Ntg.: koppeltje dukele)
Iemand proberen te tikken: vangerde man spelen: W. (Dob.: vangertje: Ok.: tikje doewe) ZB.
(Gpol.; Ha.: verouderd, nu tikkertje: Hrh.; Kn.; Ktg.: vangermannetje: Ovz.) Sch.-D. Rns.
tikkertje) Z.V.W. (Cz.: tikje spelen: Nvt.) L.v.Ax. (Ax.) L.v.H. (Hit.) G.-Ofl. (Odp.: klessie/ook
46