komen zien spelen en batementen [toneelstukken], die komen ten acht uren vóór 't stadhuis, alwaar
de gezellen van Rethorica hun devoir [vertoning] zullen doen.'43 In 1523 besloot de Sluise
Rethorica te 'agierene [spelen] 't spel van axkijn paxkijn, [Jan Rap en zijn maat, rifje-rafje,
gepeupel] gecomposeerd en gemaakt door mr. Jan Christiaens.'44 Zes jaar later, in 1529, spreekt de
stadsrekening van Damme 'vander rethorycke van deser stede, over zekere diversche spelen die zij
speelden ten zeiven tyde als men vierde, alzo wel spelen van zinnen als batementen t'samen, midts
huerlieden entreyen ende liedekens die zy zonghen.'45
Het optreden van de rederijkers was overigens niet beperkt tot wereldlijke kunst. Integendeel, de
rederijkerskamers zijn mogelijk zelfs ontstaan onder invloed van kerkelijke gilden en geestelijke
broederschappen.46 Zeker in de beginperiode van de rederijkers, de vijftiende eeuw, heeft hun werk
daardoor een uitgesproken religieus accent. Daarbij moeten we bedenken dat het onderscheid tussen
wereldlijke en religieuze spelen niet of niet altijd even duidelijk was. Waarschijnlijk is het
onderscheid zelfs veel te academisch. Bij vele feestelijke en ceremoniële gelegenheden deed
tenslotte de hele stad mee, zowel de clerici als leken. Het Sluise bestuur stelde in 1468 bijvoorbeeld
een bedrag beschikbaar aan Berthelemeus Beydens, een priester, die 'ordonneerde, maakte en
bereidde een personage jegens de eerste blijde wellekome van onzen gheduchten heer en prins
[Karei de Stoute in april van genoemd jaar] en om te huldene hier binnen zijne stede.' Dit
'personage' was een zinnebeeldige voorstelling van een of andere gebeurtenis, waarbij
verschillende personen, bijvoorbeeld de gezellen van de kamer van rethorica, een rol speelden.47
Eenzelfde gemengd literair-seculier/religieus karakter droegen in 1399, 1404-05 en 1407 processies
met 'voormen van apostelen ende profeten ghaende voor Helege Sacramente' en andere christelijke
voorstellingen, zoals 'figuren vanden dood scietende naer de liede, die in de vors.[egde] Processie
ghinghen.' Voor de organisatie was een apart kerkelijk gilde verantwoordelijk, het gilde van O.L.-
Vrouw der Klerken, later het gilde van O.L.V.-ter Sneeuw genoemd. Mogelijk is de latere Sluise
rederijkerskamer Distelbloem ontstaan door lekendeelname aan dergelijke processies. 48
Een nog duidelijker religieus accent had het spel van Onze-Lieve-Vrouwe, dat in juli 1441 te Sluis
gehouden werd. De Sluise stadsbode werd onder andere helemaal naar Mechelen uitgezonden om
zowel georganiseerde gezelschappen als ongeorganiseerde liefhebbers hiervoor uit te nodigen. In
mei 1442 vond te Sluis nog eens zo'n concours plaats. Getuige het aantal bewaard gebleven teksten
moeten er in de drie steden eveneens regelmatig andere religieuze spelen zijn georganiseerd.49
Helaas zijn de vermeldingen opnieuw weinig gedetailleerd. Duidelijk is wel dat de meeste van de
genoemde evenementen plaatsvonden op christelijke hoogtijdagen in samenhang met processies en
ommegangen. Te noemen zijn in Aardenburg bijvoorbeeld de mysteriespelen van Driekoningen,
Dertiendag en Onze-Lieve-Vrouw. De rekening van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van 1579 deelt
mee dat zij jaarlijks werden opgevoerd. Gezien de ouderdom van religieuze feesten in Aardenburg
ging deze traditie waarschijnlijk ver terug in de tijd.50 In Damme waren de Paasspelen reeds bekend
vanaf 1411.51 Mysteriespelen waren er ook te Sluis, waar op de 'Xvsten dach van Maerte IIIIc ende
tiene een spel of exempel up de place voor sceepenhuus' werd opgevoerd.52 Er is zelfs gesuggereerd
dat de religieuze feesten in het noorden van het Brugse Vrije een rol gespeeld kunnen hebben bij de
laïcering van het middeleeuwse toneel.53
Zoals gezegd moeten de meeste van deze spelen waarschijnlijk zijn georganiseerd in samenhang
met religieuze feesten. Tot de belangrijkste en populairste in Noordwest-Vlaanderen behoorden het
Aardenburgse crepelfeest en het feest van het Heilige Bloed. Zij werden bijgewoond door tal van
religieuze hoogwaardigheidbekleders, gezelschappen en musici uit Vlaanderen en daarbuiten. Door
de succentor (zangmeester) van de Sint-Donaaskerk te Brugge, die met zijn koorgezelschap jaarlijks
aan het crepelfeest deelnam, werd er regelmatig nieuwe muziek voor geschreven.54 De bekendste
componist was ongetwijfeld Jacob Obrecht die in 1485/6 en 1486/7 betaald werd voor het schrijven
13