bijeenvoegen' mag dan wat melodramatisch klinken, al de verwikkelingen rond het Belgisch- Nederlands verdrag in verband met de Schelde-Rijnverbinding hadden een proces van bewustwording op gang gebracht waarin ook de belangstelling voor de dialecten een rol ging spelen. Natuurlijk was dit geen uitsluitend Zeeuwse zaak, de reeks die Van Ginneken op touw wilde zetten wijst op een brede belangstelling. Ook de activiteiten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen wijst in deze richting. Leo van Breen, een jonge man, die zich enige tijd later als dichter zal manifesteren, heeft aan de wieg van de jonge Vereeniging voor Dialectonderzoek gestaan. Hendrika Catharina Maria Ghijsen, zeventig jaar. In een wat opgeschroefd artikel in het weekblad Ons Zeeland van 8 september 1928 schrijft hij onder de titel 'De kracht der Zeeuwen' het volgende. 'Ik heb hier 't oog op verschillende wetenschappen, die zich in den laatsten tijd in een toenemende belangstelling mogen verheugen, nl. de historie, archeologie, folklore, enz.' In dit verband wordt gewezen op de activiteiten van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en hij vervolgt: 'En vele vereenigingen zijn dit jaar reeds ontstaan. Het zijn de Oudh. kring 'De vier Ambachten' te Hulst; de Oudh. Ver. 'De Bevelanden' te Goes, de Oudh. kring 'Schouwen en Duiveland' te Zierikzee, en de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek, welke haar leden in geheel Zeeland en ook daarbuiten telt.' Hoewel we tegenwoordig geneigd zijn de terminologie van de 'kracht der Zeeuwen', zelfs van de wapenspreuk 'luctor et emergo', van het 'wij dulden hier geen vreemde hand', zoals het in het derde couplet van het Zeeuws volkslied staat, met een zekere scepsis te beschouwen, is het toch wel duidelijk, dat er in de jaren twintig sprake is van een zelfbewustzijn, van een bezinnen op hetgeen uit het verleden is overgeleverd. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 12