eigen 'taal', maar dan niet ten koste van het Algemeen Beschaafd. Hoewel het dialectonderzoek ijverig werd voortgezet, kon men niet zeggen dat het leven in de vereniging zelf van vitaliteit getuigde. Activiteiten waren er wel degelijk, gestimuleerd door het toenmalige bestuur van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en de Provinciale Bibliotheek van Zeeland. Een West Zeeuws-Vlaamse werkgroep verzamelde uit de streek een groot aantal uitdrukkingen, gezegden, spreekwijzen en merkwaardig woordgebruik. In het Archief van het Zeeuwsch Genootschap 1966 werd deze lijst opgenomen, waarvan een groot aantal overdrukken werd gemaakt die in korte tijd her en der hun weg vonden. De inleiding begint aldus: 'Deze verzameling, bijeengebracht door een werkgroep van overwegend geboren en getogen West Zeeuws-Vlamingen, karakteriseert zich door twee voor taal- en volkskunde belangrijke eigenschappen: ze is tegelijk spontaan en kritisch. Spontaan, omdat deze uitdrukkingen en zegswijzen, of nog dagelijks door leden van de groep, worden gebezigd, of in de herinnering bleven als typische uitingen van een ouder familielid of dorpsgenoot, verbonden aan een persoon, een voorval, een anekdote, en daarom levend. Kritisch, doordat deze dialectsprekers door hun taal- en volkskundige belangstelling boven hun stof staan, zodat de geanimeerde gedachtenwisseling, het dikwijls met grappen en anekdoten gekruide gesprek op hun geregeld te Oostburg gehouden bijeenkomst, als achtergrond heeft het bewust streven naar de juiste weergave en oorsprong.' De mededelingen van de vereniging bleven vloeien, meermalen in een omvang die bijna het gehele Bulletin van de Werkgroep Historie en Archeologie in beslag nam. In de beantwoording van de vragen bespeurt men heel duidelijk de invloed van de tijd. Naar aanleiding van een artikel over paereknechts'uusjes in het Zeeuws Tijdschrift van de hand van mevr. J. C. Reitsma-d'Ancona, werd in het Bulletin van Voorjaar 1971 een inventarisatie opgenomen, waaruit blijkt dat na de stormramp van 1953 heel wat huisjes zijn afgebroken of als zomerwoning in gebruik waren, of zoals er door een inzender werd geformuleerd: 'thans door recreanten bewoond'. Mej. K.J. van de Putte op de 90ste verjaardag van Rika. Op het laatst van haar leven hield mevrouw Ghijsen zich vooral bezig met de geschiedenis van het dialectonderzoek mede met het oog op een uitvoerig artikel bestemd voor de uit te geven Encyclopedie van Zeeland. Zij heeft letterlijk met de stof geworsteld. Onder haar papieren bevinden zich diverse proeven, maar aan een eindversie is zij niet toegekomen. Merkwaardig genoeg kwam zij hiermee weer in aanraking met het materiaal dat zij op verzoek van Van Ginneken had verzameld. Het leek of de kringloop was volbracht. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 19