Uiteraard vergt de samenstelling van een dergelijk wetenschappelijk boekwerk een langdurige
voorbereiding. Na vele jaren van intensieve studie, gedegen onderzoekingen en talloze gesprekken
met autochtone ingezetenen is men echter, blijkens jongste informaties, al zover gevorderd dat het
lijvig 'Algemeen Zeeuws Woordenboek' waarschijnlijk nog in de loop van dit jaar in druk zal
verschijnen.'
Het was wat voorbarig; het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten zou pas in 1964 klaar zijn, maar
het was reclame avant-la-lettre! En nog geen veertig jaar later waren er niet alleen een stel drukken
van dit woordenboek verschenen, maar was de Vereeniging ook de trotse bezitter van een lijvig
Supplement op het woordenboek (verschenen in 2003).
In de volgende paragrafen van het Philipsartikel wordt vooral gewezen op de rijke variatie in
klanken en woorden. De auteur zegt dan ook: 'De ingewikkelde dialectische aspecten van het
Zeeuwse grondgebied kennende, zal men het ons niet euvel duiden, dat wij ons in het verdere
verloop van deze beschouwing beperken tot een globaal overzicht dat in zijn algemeenheid niet
toepasselijk is op alle plaatsen en streken welke binnen de Zeeuwse dialectgrenzen liggen.'
In diezelfde paragraaf heeft de auteur het ook nog over de oorsprong van het Zeeuws: 'In grote
lijnen aangeduid vertoont de Zeeuwse taal, omtrent wier oorsprong overigens nagenoeg niets met
zekerheid vaststaat, een nauwe verwantschap met het Vlaams, en wel voornamelijk met het West-
Vlaams'. Eventjes gaat de auteur in op verschillen in karakter tussen West- en Zeeuws-Vlamingen,
maar hij vervolgt:
'Toch is de samenhang van het Zeeuws met het zogenaamde kust-Vlaams alleszins
verklaarbaar. Om de sleutel hiervoor te vinden, behoeft men alleen maar de klok een eeuw of acht
terug te zetten. Er viel in die tijd van het huidige grotendeels aan de zee ontrukte Zeeland nog
nauwelijks iets meer te bespeuren dan de machtige duinstroken van Walcheren en Schouwen
en een aantal nogal onsamenhangend maar gestaag groeiende aanslibbinkjes van Schelde en Zwin.
Zou het dan zo erg verwonderlijk zijn dat de twaalfde-eeuwse Vlamingen, die de Zeeuwen zo
grootscheeps vertrouwd hebben gemaakt met hun later vermaard geworden kunst van dijkenaanleg
en landontginning, hen tijdens de langdurige gemeenschappelijke strijd met het water ook
deelgenoot hebben gemaakt van hun taal?
Hoe dan ook, de Zeeuwse taal is onmiskenbaar doorspekt met Vlaamse trekken, al klinkt het, vooral
door het langgerekt uitspreken van de klinkers voor buitenstaanders ongetwijfeld minder vloeiend
in de oren dan het sappige Vlaams. Over de kenmerkende eigenschappen van het Zeeuws behoeven
we trouwens niet uit te weiden, want die mogen vrijwel algemeen bekend worden geacht. Zo weet
iedereen dat een Zeeuw altijd overhoop ligt met de g en de h die hij bij voorkeur en op een voor
niet-Zeeuw hinderlijke wijze met elkaar verwisselt, dat hij niet alleen letters maar soms ook hele
woordgedeeltes inslikt, dat hij te pas en te onpas de stopwoorden 'ee' en 'oor' bezigt, enzovoorts.
Maar het meest opvallende is en blijft dat de Zeeuw behalve een aangeboren taalgevoel
beschikt over zoveel aanpassingsvermogen, fantasie en spitsvondigheid dat hij zich onder nagenoeg
alle omstandigheden in bloemrijke volzinnen kan uiten.
Jammer genoeg gaat dat alleen op, zolang hij zich mag bedienen van zijn eigen vertrouwde streektaal,
die een bonte mengeling van originele invallen en kleurrijke beeldspraak vormt. Zijn moedertaal
is levend en volledig in overeenstemming met zijn karakter: wars van franje en deftigdoenerijMoet
hij daarentegen zich verstaanbaar maken in het algemeen beschaafd Nederlands of wat daarvoor
doorgaat, dan voelt hij zich helemaal niet op zijn gemak Geen wonder dat de doorsnee-Zeeuw
er niets voor voelt om in eigen contreien anders te praten dan 'plat'.
45