keren. In de door de heer Van Gelder en mevr. Van Bezooijen genoemde ontwikkelingen zijn een
paar cruciale zaken die het dialectgebruik in de loop van de tijd de das om kunnen doen; andere door
hen genoemde ontwikkelingen zullen het proces alleen maar vertragen of versnellen.
De meest bedreigende factor is het feit dat ouders die nu hun dialect nog spreken, dat dialect wegens
aan aantal redenen niet meer aan hun kinderen willen doorgeven. De onderwaardering van het
Zeeuws ten opzichte van het Standaardnederlands door deze dialectsprekers zal mijn inziens op de
langere termijn het aantal dialectsprekers in de provincie Zeeland bepalen, omdat men daardoor het
gesproken Zeeuws niet meer doorgeeft aan zijn kinderen (of kleinkinderen). Daarom zou het goed
zijn om de onderliggende oorzaken van deze houding te begrijpen, zodat men eventuele activiteiten
zou kunnen ontplooien om deze negatieve ontwikkeling tijdig te keren.
Was vijftig jaar geleden het gebruik van het gesproken Zeeuws in heel Zeeland op alle plaatsen nog
vanzelfsprekend, momenteel is die vanzelfsprekendheid voor de meeste plaatsen (zowel
geografisch als maatschappelijk) achterhaald. Het Standaardnederlands, de taal van de media, het
onderwijs, de overheid, de kerk en de (staten)bijbel, dat toentertijd voor de meeste Zeeuwen alleen
als officiële schrijftaal fungeerde, heeft ondertussen het Zeeuws op vele plaatsen verdrongen.
Deze teruggang heeft voornamelijk te maken met het feit dat vele dialectsprekers hun gesproken
streektaal een lagere status toekennen (of hebben laten aanpraten) dan de officiële schrijftaal (het
Standaardnederlands). Hierdoor zijn de meeste ouders op een zeker moment opgehouden om hun
streektaal door te geven aan hun kinderen. Ze doen dit overigens met de beste bedoeling omdat ze
geloven dat, als een kind thuis met dialect opgroeit en dialect kan spreken, het zeer nadelige
gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling en de carrièremogelijkheden van het kind. Dat ouders dit
geloven is niet verwonderlijk: de nationale overheid en de onderwijsinstellingen hebben deze
gedachte immers vele decennia lang min of meer verkondigd. Dit deden ze omdat het bijzonder
goed paste in het in de achttiende eeuw opkomende nationalisme en in het in de negentiende eeuw
opkomende gedachtegoed om alles te normaliseren en te centraliseren. Maar gelukkig keert het tij
de laatste jaren en is er in de huidige multiculturele maatschappij ook ruimte gekomen voor
verschillende taalvariëteiten.
De opvatting dat een dialectopvoeding schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind berust
immers op een verkeerde vooronderstelling, die er vanuit gaat dat een kind moeite heeft om
probleemloos twee of meer talen te leren beheersen en deze perfect gescheiden te houden. Er zijn
voorbeelden genoeg te noemen die het tegendeel bewijzen en die aantonen dat Zeeuwen die thuis
in het dialect opgevoed zijn probleemloos Standaardnederlands kunnen spreken en een goede
maatschappelijke positie bereikt hebben.
Ik wil het hier slechts bij een voorbeeld laten: Jan Peter Balkenende. Tijdens zijn lezing op de
dialectdag in oktober 2002 (zie Nehalennia afl. 139), beantwoordde onze minister-president de
vraag of het een handicap was om in het Zeeuws opgevoed te zijn?
Citaat:
'Handicap? Beste mensen, het is veel eerder een groot voordeel! Mensen die zijn opgegroeid met
een streektaal en het Standaardnederlands spreken, hebben een grotere taalrijkdom leren kennen
dan mensen die alleen het ABN beheersen. En een taalrijkdom is een culturele rijkdom. Het Zeeuws
heeft bovendien een heel eigen kleur en gevoelswaarde. Het is moeilijk te verwoorden waarin dat
zit. Misschien kan ik het u het beste uitleggen met een voorbeeld. Toen ik in 1980 aan de VU
afstudeerde in de geschiedenis, gaf ik samen met mijn broer een borrel in een Amsterdamse
sociëteit. Op de uitnodigingskaart citeerden we een stukje uit de Prediker. In het Zeeuws, niet in het
Nederlands. Ongetwijfeld deden wij het ook om onze Amsterdamse vrienden een beetje te
provoceren.
50