De ene jongen noem ik A (=Adri) en de tweede jongen B (=Bert). Ik zal hieronder het tekenen
en bij de knopen de letters A en B zetten, dat betekent dan 'dat ze van Adri of van Bert én knoop
van Bert ligt het dichtst bij de lange lijn. Hij mag oprusselen. Ze hebben eerst ieder 2 knopen
gegooid en daarna nog 12 gelapt. Er liggen dus 28 knopen.
In Flakkee kenden ze dit spel ook, maar noemden ze het: centje schrappen,' en speelden ze het
met centen in plaats van met knopen. Het hok dat ze daarvoor gebruikten, was anders van vorm,
zoals hier getekend.
Nu nog een belevenis, die we met het 'knoppe-spele' meemaakten. Het was op een morgen, vóór
schooltijd. Er waren weer een aantal jongens, 'achter de schuure van Kees van Merientje 'aer (de
man was zo kaal als een iuus') bezig met knoppen te spelen. Daar kwam 'd'n ouwen Jewannes
van butter' (de grootvader van Jo en Jewannes van Dirk van butter=Dorst) aangelopen. (Ik dacht
toen dat de man stokoud was. maar later heb ik begrepen, dat hij toen helemaal niet zo oud was)
Hij vroeg aan de jongens: 'Mag ik ook eens 2 knopen gooien?' 'Ja,' dat mocht hij wel. En hij
gooide en ...precies alle twee in het kotje van d'n 'elt en tweemaal de helft is ook alles! Niemand
van de andere jongens had nog zin om te 'lapp'n'!
In 't zand op de kaoie spele
Ja, op 'de kaoie (de haven) hebben we ook uren gespeeld. Er lag bijna altijd zand op de keien van
de kaoie, iets voorbij 't slopje van Merien Musse (=Moerland), in de richting van de molen. Na
schooltijd in de zomer speelden we daarin. We trokken dan ons kousen uit -ik droeg toen lange
zwarte kousen, evenals de meeste Oud Gereformeerde jongetjes; de hervormde jongens droegen
meestal kniekousen, maar er waren behoudende die ook lange zwarte kousen droegen- en ik
herinner me nog hoe heerlijk dat zand aan je blote voeten aanvoelde.
We bouwden dan 'huizen' (geen echte natuurlijk, maar meer een ronde kuil, met aan de randen een
soort kade er rond en van binnen een soort banken, waarop we konden zitten). Soms zwommen we
zogenaamd door het zand en sloegen onze armen dan binnenwaarts om door het zand vooruit te
komen, in plaats van buitenwaarts bij het echte zwemmen. Hubrecht, Wouter, Jewannus van Diene
en nog anderen waren meestal aanwezig. Daarnaast speelden de twee meisjes, Aberdien en Paulien
van Kees van Piet de bode (=de Vos) ook in het zand. De meisjes hadden rood haar en werden door
ons 'de brune bóónen' genoemd, vanwege de kleur van haar haar. We plaagden die meisjes ook wel
eens, dat natuurlijk nergens op leek. Ze hadden dan ook huizen en kamers in het zand gemaakt en
dan trapten we soms iets stuk. Ze liepen dan naar huis en weldra verscheen dan boven 't Nieuwe
Diekje' het hoofd van hun moeder, die ons vermanend toesprak, dat we dat niet mochten doen.
Op de kaoie spele
Behalve in het zand spelen, kon je op de haven bijna altijd wel iets beleven. Toen ik een jongen was,
deed ik ontzettend graag met stenen gooien. Dat kon je op de haven, zonder iemand overlast te
bezorgen. Als er geen schepen lagen, dan, hebben we wat gegooid met stenen. Van de kleine kaoie
naar 't Veerdiekje. Ik kon dat net niet halen, maar Gerard Quaak (zoon van Wul lum) kon het wel.
Die was me de baas in 't gooien. Met hoogwater deden we 'zeildere', met een platte steen over het
water. Dat deden we ook veel aan de zeedijk, (slifferen) Verder was er op de haven altijd
bedrijvigheid. Schepen die laadden en losten, de beurtschippers Plansoen (op Zierikzee), Jap
72