Universiteit Gent en de Zeeuws-Vlaamse invullers. Vrijwilligers vullen op geregelde tijdstippen vragenlijsten in en bezorgen die aan Rinus. De redactie van het Woordenboek waardeert deze inspanningen ten zeerste en wil via deze weg ook alle invullers bedanken voor hun vele werk. De auteurs die deze avond aan het woord waren, wezen het publiek aan de hand van enkele woordkaarten op interessante, leuke of oude, zeldzame woorden en gaven toelichting bij deze dialectkaarten. Veronique De Tier had het over allerlei benamingen voor de hengst, de merrie en het veulen. Zeeuwen denken in het laatste geval direct aan kacheltjes, maar uit de dialectkaart in deze WVD-aflevering blijkt kachel in Zeeuws-Vlaanderen (ZV) onbekend te zijn; net als in Oost- Vlaanderen (OV) kent men er alleen het woord veulen. Kachel en kachtel zijn in West- en Frans- Vlaanderen (WV en FV) wel heel bekend, en in de rest van Zeeland natuurlijk ook. Ook vool (en voolen- dat we in Zeeland o.a. nog op Tholen horen - komt een paar keer voor in de West- Vlaamse kuststreek. Ook de benamingen voor de klophengst tonen variatie: in het westen hoor je pijfer (uitgesproken als pieferin het oosten heb je piet. Tussen de twee gebieden in zie je pieten, piek of pief. ZV kent in het oostelijke deel ook piet, in het midden horen we de Nederlandse benaming klophengst en in Cadzand ook eens knophengst. Verder horen we nog binnenhengst in Oostburg. Het Woordenboek der Zeeuwsche Dialecten (WZD) geeft knophengst op voor West-Zeeuwsch-Vlaanderen en voor Walcheren, klophengst is algemeen in heel Zeeland. Een klophengst is een paard, waarbij een teelbal niet in de balzak ingedaald is. Omdat het niet wenselijk is zo'n paard te gebruiken om te kweken, werd de teelbal verbrijzeld met een houten hamer. De benaming klophengst verwijst hier naar de behandeling die de hengst ondergaat. In deze aflevering worden ook de lichaamsdelen, de eigenschappen i.v.m. lichaamsbouw, houding en karakter, de voortplanting, de ziekten en de behandeling en verzorging behandeld. Hugo Ryckeboer besprak enkele woordkaarten uit deze hoofdstukken. Aan bod kwamen bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaamse benamingen als breistaarten voor het vlechten van de manen en hunkeren voor hinniken. Hunkeren is een klanknabootsend woord, dat ook in een groot deel van OV voorkomt. De ontronde vorm hinkeren is vooral genoteerd in de Denderstreek in Zuid-Oost-Vlaanderen. Neigen en neien zijn vooral te vinden in het westen en vertonen gelijkenis met het Engelse to neigh. Met de voorbenen harkend over de grond krabben wordt in ZV krauwen genoemd, in Vlaanderen hoor je klauwen, schorten en kappen. Op hol slaan is op de loop gaan of op (de) hol slaan of slagen genoemd. In Koewacht zegt men op de rip gaan en in Overslag op de bijs gaan. De nageboorte heet in het westen van Zeeuws-Vlaanderen vooral schoon, in het oosten schoonmaaksel. Ook vuil en nageboorte zijn opgegeven. Dat zo'n aflevering een schat aan dialectwoorden bevat, is duidelijk. Het materiaal is gepresenteerd in 287 woordenboekartikels, met 104 woordkaarten en 42 afbeeldingen. De woordkaarten visualiseren de mooie en gevarieerde dialectgebieden. De volgende aflevering over het paard behandelt o.a. roepwoorden, lokwoorden en vooral het optuigen van het paard en het paardentuig. Deze aflevering zal in de loop van 2005 verschijnen. Kent u zelf nog termen i.v.m. het mennen en optuigen van paarden, neem dan gerust contact op met Rinus Willemsen. Hij zal u dan de vragenlijsten bezorgen. Hoe meer ingevulde vragenlijsten er komen, hoe mooier de taalkaarten in de afleveringen worden. We zijn dus nog steeds op zoek naar vrijwilligers die willen meewerken aan dit Gentse project. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 38