hele land. Ook Chassé koos partij en werd een overtuigd patriot. Een heftig politiek debat met een collega eindigde in een duel waarbij Chassé zijn opponent dodelijk verwondde. Hij moest daarom omstreeks 1786 naar Frankrijk vluchten. In Franse dienst Het zou niet de laatste keer zijn dat Chassé, net als vele andere uitgewekenen, van kamp wisselde. In Franse dienst werd Chassé kapitein in het Bataafs Legioen, de eenheid van uitgeweken Nederlandse patriotten. Als onderdeel van het revolutionaire Franse leger nam het Bataafs Legioen in 1793-1794 deel aan de invasie van de Nederlanden. In de strijd tegen zijn landgenoten onderscheidde Chassé zich. Hij liep een degenwond in zijn rechteronderarm op en een kogelwond in zijn rechterbovenarm. Op 15 november 1793 werd hij op 28-jarige leeftijd bevorderd tot luitenant-kolonel en bataljonscommandant. De Republiek werd door de Fransen in de winter van 1794-1795 onder de voet gelopen en stadhouder Willem V week uit naar Engeland. De patriotten riepen hierop de Bataafse Republiek uit en vormden een gecentraliseerde eenheidsstaat onder leiding van een gekozen Nationale Vergadering. De nieuwe machthebbers betaalden echter voor deze 'fluwelen revolutie' een hoge prijs. Engeland verklaarde de Bataafse Republiek in september 1795 de oorlog. Voor Chassé moet dit bijzonder pijnlijk zijn geweest omdat hij inmiddels gehuwd was met een Engelse weduwe. In 1799 commandeerde Chassé het 2e Jagerbataljon in de divisie van de bekende generaal Daendels. Zijn eenheid bevond zich in het middelpunt van de strijd tijdens de Engels-Russische landing in Noord-Holland op 27 augustus van dat jaar. De verspreid in de duinen opgestelde troepen van Chassé waren geen partij voor de vijandelijke overmacht. De Engelsen konden hierdoor Den Helder bezetten waar zich het restant van de Nederlandse vloot bevond. Hun opmars stokte uiteindelijk bij Castricum. Omdat de verwachte opstand van de Oranjeaanhangers in de Republiek uitbleef, trokken de laatste eenheden van de invasiemacht zich in november 1799 weer terug. Onderscheidingen en adelstand Tussen 1800 en 1806 zou Chassé actief zijn in verschillende Franse veldtochten tegen de Oostenrijkers en de Pruisen. De Bataafse Republiek vond een roemloos einde toen Napoleon in 1806 zijn broer Lodewijk Napoleon tot koning van Holland maakte. De inmiddels tot kolonel bevorderde Chassé rook echter hierdoor zijn kans op verdere promotie. Hij had weinig moeite zich aan de nieuwe politieke situatie aan te passen en op 6 oktober 1806 werd Chassé beloond middels zijn benoeming tot generaal-majoor en brigadecommandant. Naast zijn reputatie als trouw dienaar van de Fransen stond hij bekend als ijzervreter. De bijnaam van de heetgebakerde en onverschrokken Chassé luidde veelzeggend: 'generaal bajonet'. Ondanks zijn autoritaire houding was hij populair bij zijn manschappen die hem ook wel 'papa Chassé' noemden. In 1808 zette Napoleon zijn andere broer Jozef op de Spaanse troon. Dit was het startsein voor een grote opstand. Het Spaanse verzet was militair niet opgewassen tegen de Fransen en legde zich daarom toe op een meedogenloze guerrillastrijd. Napoleon had veel troepen nodig om de opstand neer te slaan en op 3 september 1808 vertrok Chassé met 2.200 man richting Spanje. Toen hij dat land eind oktober binnentrok had zijn brigade nog maar 1.700 man over. Binnen één jaar zouden 824 Nederlanders sneuvelen of gewond raken, terwijl 664 in ziekenhuizen verbleven. Chassé kreeg als commandant alle eer van de inspanningen van zijn manschappen. Hem werd eerst het ridderkruis van het Legioen van Eer verleend, vervolgens werd hij benoemd tot commandeur in de Orde van de Unie en in 1810 werd Chassé zelfs tot baron verheven door koning Lodewijk Napoleon. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 5