Oostburg en Aardenburg. Een andere plaats met een dijk-naam is IJzendijke, genoemd in 1127. Beide namen zijn samengesteld met persoonsnamen, Tubin en Iso, wat wijst op bedijking onder leiding van lokale machthebbers. Gottschalk heeft aannemelijk gemaakt dat het ambacht Oostburg al ruim voor 1133 door een dijk werd beschermd: de zogenaamde Hevendijk ten zuiden van Groede. En meer naar het oosten werd in 1114 Vroondijke genoemd, even ten westen van Temeuzen in het ambacht Assenede. Het woord vroon in de naam wijst daar op grafelijk bezit, hier dus de graaf van Vlaanderen. Kortom, in het noorden van Vlaanderen werden in de 11de eeuw en misschien zelfs al eerder alom dijkwerken uitgevoerd. Op de Zeeuwse eilanden was dat vermoedelijk ook het geval, maar de eerste vermelding van dijken dateert daar pas uit 1147. In dat jaar werd het eiland Wolfaartsdijk in een oorkonde genoemd, en bovendien kan men uit datzelfde stuk afleiden dat op dat moment het noordwesten van Zuid-Beveland eveneens door een doorgaande dijk werd beschermd. Dekker ging er voor Zuid- Beveland vanuit dat de aanleg van doorgaande dijken plaats vond als reactie op de stormvloed van 1134, terwijl lokale dammen en dijken, zoals die worden weerspiegeld in dijk-namen als Wolfaartsdijk, Eversdijk of Geersdijk - ook hier samengesteld met persoonsnamen -, veeleer dateerden van na de stormvloed van 1014. Zelf houd ik mij vooral bezig met Walcheren, en voor dat eiland weet ik niet of ik dat onderscheid zo scherp zou durven maken. Ook daar vinden wij dijk-toponiemen. Zanddijk, als parochie vermeld in 1153, misschien genoemd naar een zanddijk langs de middellandkreek bij Veere die na de inundatie in 1944 opnieuw is uitgeschuurd. En verder namen op -dijk met persoonsnamen: Stompardsdijk en Woldriksdijk, genoemd in een goederenlijst van de abdij van Echtemach van rond 1200; en ook de parochie Werendijke bij Zoutelande, met vermoedelijk de persoonsnaam Werin, misschien genoemd naar een dijk langs of zelfs door de Poppendamse kreek. Daarnaast zijn er op Walcheren ook namen met het woord dam: Poppendamme, Brigdamme, Leeuwendamme of de Dam te Middelburg, waarbij het gaat om de afdamming van kreken. Deze dammen behoorden tot de oudste waterstaatswerken. Bij archeologisch onderzoek bleek dat de dam in Middelburg, die de burggracht van de Ame scheidde, waarschijnlijk al uit de 10de eeuw dateerde. Mysterieus is nog altijd de mededeling van Bennema en Van der Meer dat op de dam van Poppendamme op Walcheren, aangelegd aan het boveneinde van de grote Poppendamse kreek, een Badorfscherf zou zijn gevonden. Is die werkelijk in situ aangetroffen, dan kan deze dam al uit de 9de eeuw dateren. In Brigdamme lag de dam mogelijk achter de hof Legaf, daar waar volgens de bodemkaart het sediment van de kreekrug naar het zuiden-oosten toe van oudland overgaat in middelland met daarin het sediment van een restgeul. De dam zou daar dan ouder kunnen zijn dan dat middellandsediment. Dat stormvloeden het aanleggen van dammen en dijken kunnen hebben bevorderd, ligt voor de hand. Immers, een stormvloed is voor de bewoners een regelrechte ramp, iets waarop men vrij snel geprobeerd zal hebben te reageren. Van de oude ringdijk van Walcheren vindt men de oudst bekende vermelding in een oorkonde van ca. 1200. Het betreft het tracé onder Serooskerke, daar waar nu de Rijkebuurtweg en de Boshoekweg lopen. Deze dijk bestond toen zeker al zeer geruime tijd. Een aanwijzing daarvoor vormt met name het feit dat ten noorden van deze dijk in het nieuwlandse schorrengebied al voor ca. 1200 een nieuwlandpolder was bedijkt door de abdij van Rijnsburg. Voor wat Walcheren betreft, schat ik dat vooral door het schokeffect van de stormvloed van 1014 de bewoners tot het bouwen van dammen en dijken zullen zijn aangezet. Dat is althans het meest waarschijnlijk wanneer Bennema en Van der Meer het bij het juiste eind hadden toen zij de middellandafzettingen langs de oostrand van Walcheren in de 10de of 11de eeuw dateerden, en tevens constateerden dat de bijbehorende kreken ten tijde van de dijkaanleg nog niet geheel waren verland, en daar ook nog geen inversie had plaats gehad. Het eiland zou daarmee, waar het gaat om 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 12