Primair was het opzetten van een meetsysteem. Door het grondgebied van het dorp te verdelen in
vakken van 30 x 30 m legden we als het ware een raster over het terrein. Bepakt en beladen met alle
benodigdheden voor het voorbereidende werk maakten we talloze malen de tocht over de zompige
schorren met zijn onder de vegetatie verscholen verraderlijke geultjes, om vervolgens door de
zuigende modder van het voorliggende slik naar de resten van het dorp te baggeren.
Onderzoek buitendijks brengt specifieke problemen mee: het gebied valt slechts enkele uren droog
zodat er maar kort gewerkt kan worden voordat de opkomende vloed je weer verjaagt van het
terrein. De weersgesteldheid moet acceptabel zijn: regen en harde wind maken het meet-en
tekenwerk bijna onmogelijk. Men kan niets achterlaten ter plaatse; al het benodigde materiaal moet
elke keer worden meegesjouwd en na afloop weer mee teruggezeuld worden. De schorren zijn
zompig en soms verraderlijk, de slikken bestaan deels uit slappe blubber en het betreden is niet
geheel zonder risico. Een eenmaal aangevangen onderzoek moet binnen enkele uren worden
afgerond, dat wil zeggen dat de te tekenen resten zijn schoongemaakt, gefotografeerd, opgemeten
en getekend, anders ligt het de volgende dag weer onder het slik. Iedere spadesteek vult zich
onmiddellijk met water. Van een 'echte' opgraving kon in dit geval dan ook geen sprake zijn. We
zouden ons moeten beperken tot het vrijleggen van de fundamenten door deze te ontdoen van los
puin om zo de nog in verband liggende lagen te kunnen meten en tekenen.
In de loop van 1993 nam het onderzoeksplan vaste vormen aan. Onder supervisie van de provinciaal
archeoloog begonnen medewerkers van het PDB en leden van de AWN-afdeling Zeeland met de
voorbereidingen en in december 1993 was het meetsysteem uitgezet.
Op 25 juli 1994 werd met het eigenlijke veldwerk begonnen.
Te Valkenisse gevonden voetschotel van rood aardewerk met gele slib en banderol met tekst.
Datering ca. 1500 (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland).
15