De laatste maanden van de oorlog Hoewel de bevolking was opgeroepen de kuststreek te verlaten bleven de meeste inwoners op het eiland. Het leven hernam zijn normale loop, waarbij velen wier huis onbewoonbaar was geworden onderdak vonden bij anderen, maar nog steeds op het eiland. Iets van de sfeer blijkt uit foto's en prentbriefkaarten uit die tijd die bewaard zijn gebleven bij het Zeeuws Documentatiecentrum (fig. 2 en 3). (Fig. 4) Stroming in de dijkbressen. Ondanks deze betrekkelijk zorgeloze beelden was de situatie zeer ernstig. Al direct na de bevrijding van Walcheren had de hoogste functionaris van Rijkswaterstaat in het bevrijde deel van Nederland een ervaren ingenieur (ir. P.Ph. Jansen) naar Walcheren gestuurd om de schade op te nemen. Hij bezocht het gebied op 15 en 16 november, minder dan twee weken na de bevrijding van Walcheren. Op 18 november bracht hij rapport uit, waarbij hij wees op het grote getij verschil (tot 4 m bij springtij) en de voortgaande erosie in de dijkbressen, waardoor diepe geulen werden uitgesneden die zich steeds verder over het eiland zouden verspreiden (fig. 4 en 5). Jansen stelde dat haast was geboden en dat al het mogelijke in het werk moest worden gesteld om de dijkbressen voor het stormseizoen in het najaar van 1945 te sluiten. Hij constateerde ook dat het waterschap onvoldoende capaciteit had om de klus te klaren. Zo werd op 19 november de Dienst Droogmaking Walcheren (DDW) opgericht met Jansen als hoofd. Medewerkers van de Dienst werden gevonden in het kantoor van Rijkswaterstaat in Breda en bij de Polder Walcheren. Daarnaast voegden zich al heel snel enkele ervaren aannemers bij de staf van Jansen: Kobus Kalis en C.A. (Kees) van Oord. Zij werden in dienst genomen door Rijkswaterstaat. Het lukte Jansen niet het militaire apparaat ervan te overtuigen dat het dijkherstel zo dringend was dat het als militaire operatie moest worden beschouwd. Zo kenmerkte het begin van het dijkherstel zich door veel improvisatie en in absolute zin weinig spectaculaire voortgang. Men bepaalde zich in hoge mate tot het voorkomen van verdere erosie in de stroomgaten. De situatie was in zoverre heel bijzonder dat Rijkswaterstaat zelf actief betrokken was bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Bovendien was er sprake van een continu touwtrekken met het militaire apparaat om materiële steun bij de werkzaamheden. In deze periode moet Den Doolaard een eerste bezoek aan Walcheren hebben gebracht. Jansen had dringend behoefte aan mensen die goed Engels spraken en die hem konden steunen in zijn contacten met het militaire apparaat. Zodoende vroeg Jansen Den 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 25