Eigenlijk staan vrijwel alle woorden die Kluit heeft opgetekend vermeld in het WNT. Enkel gerridon en malinier hebben we niet gevonden. Geridon wordt wel twee keer in een citaat gebruikt. Sommige woorden vind je niet onmiddellijk. Je moet wel eens bij een ander woord zoeken. Dat geldt bijvoorbeeld voor jeniver dat onder jenever staat in het WNT: 'in Zeeland, Zeeuwsch- Vlaanderen en Vlaams-Brabant een naam voor de aalbes'. Nog iets moeilijker is geus of guus. Dat vind je bij guit, dat nogal wat negatieve betekenissen heeft, zoals booswicht. Dit guit is ook de naam voor een oud paard in bepaalde streken. Het meervoud guus wordt echter zonder negatieve connotatie gebruikt in de betekenis die we in Zeeland kennen, nl. kleine kinderen. In het WNT staat: 'In Zeeland is het mv. guus (voor guuts) het gewone woord voor jongens.' Ook in het WZD dat uitgaat van het dialectwoord en niet van een vernederlandsing, is het vinden van bepaalde woorden niet altijd zo evident. De jeniver van Kluit moet je zoeken bij jannievers, waar dan ook jenievers genoteerd staan. Het woord zou bekend zijn in Walcheren, West-Zeeuws- Vlaanderen en het land van Axel, met de aantekening dat de vorm jenievers thans gewoner is. Thans moet hier dan uiteraard geïnterpreteerd worden als ongeveer vijftig jaar geleden. De guus vind je gemakkelijker. In het WZD staat het genoteerd als een verzamelwoord voor de kinderen (in de eerste plaats van één gezin) en wordt gebruikt in Walcheren en de Bevelanden. Het is minder algemeen in Schouwen-Duiveland. Maar laten we nu even terugkeren naar de woorden die wel zijn opgenomen met een specifieke verwijzing naar Kluit. Hoe zijn ze opgenomen en hoe staan die bijvoorbeeld in het WZD vermeld. Blijkt daaruit eveneens dat het om Walcherse woorden gaat, zijn de woorden beperkt tot Walcheren of komen ze ook in andere regio's voor? Veger, vleek, zeuge en zurkel staan inderdaad in het WZD. Veger moet je in WZD zoeken bij vaeger. Het is vrij algemeen op de Zeeuwse eilanden en ook in West-Zeeuws-Vlaanderen komt voager voor. Vleke komt in de algemene betekenis van 'vleugel' voor op de Zeeuwse eilanden. In de betekenis die Kluit aan zeug geeft, vinden we in het WZD platte zeuge. Ook schuurzeug en kalkzeug komen voor. De andere bronnen die in het WNT genoemd worden zijn het WZD en ook nog een opgave van Kadzand uit een tijdschrift van 1851. 'Gewestelijk in Zeeland', staat er in het WNT. Platte zeuge is volgens WZD bekend in Walcheren, Zuid-Beveland, West- en Oost Zeeuws-Vlaanderen. Zurkel wordt volgens het WZD gebruikt in Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland en Overflakkee. Zuurik kennen ze in Kwadedamme en Kruiningen. Wel opgegeven voor Wacheren is paerezulker (Grijpskerke). Kluit vermeldt eigenlijk suiker in zijn lijst. De Zeeuwse (of Walcherse) woorden cantoor, karet, kissebitsen, pizel, plag, plug, rotje en tafelkleed staan - zoals boven aangegeven - eveneneens vermeld in het WNT, maar bij deze woorden beperkt de vermelding zich tot 'aanteekening uit de 18e eeuw op Walcheren' e.d.m. Van deze woorden blijkt er een aantal niet te zijn opgenomen in het WZD. Niet terug te vinden in het WZD zijn de rotjes voor 'beschuiten', de plugge en pligge (in het WNT staat plugge en plogge voor de tap die in een biervat wordt gebruikt, de plag en het tafelkleed. Ook kantoor voor vrouwenprovisiekamer hebben we niet teruggevonden in het WZD. De andere wel: Voor karètte vinden we 'handkar' voor Walcheren. In de betekenis 'oud haveloos rijtuig' wordt het behalve in Walcheren ook in Zuid-Beveland en Tholen gebruikt, en het is ook bekend in Vlaanderen. In het WZD staat kissebissen voor Walcheren, de beide Bevelanden en het land van Axel. Kissevissen en kizzevizzen zijn volgens het WNT Zeeuwse woorden. Met de toevoeging voor 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 38