Walcheren wordt, in een aantekening uit de 18^e eeuw een vorm kissebitsen vermeld. Verwante
vormen worden ook in andere Zeeuwse bronnen vernoemd, zoals bij Dek en Steketee. In de eerste
druk van Van Dale is kissevissen zelfs opgenomen, wel met de vermelding gewestelijk. In het WNT
staat bij kissebitten en kissevissen dat het op Walcheren 'fluisteren' betekent. In het WZD vinden
we kissevisse(n) voor 'fluisterend kwaadspreken'. Het is bekend op Walcheren, de Bevelanden,
Schouwen-Duiveland en West-Zeeuws-Vlaanderen. Zou Van Dale het in Sluis hebben gekend, en
het daarom in Van Dale opgenomen? Kizzevitte(n) kent men in het Land van Axel en op Goeree.
Het is een werkwoord dat er toe aanzet om verhaspeld te worden. Het hoeft dus echt niet te
verwonderen dat er zoveel varianten zijn.
Pijzei zou (enkel?) in Zeeland de naam zijn voor een kast met deuren en laden om kledij op te
bergen. Kluit noteerde blijkbaar de uitdrukking gij hebt de sleuter van de piezel gehad, d.i. gij zijt
opgeschikt.
In het land van Axel zou de pijzei ook nog een vierkante bonte kist geweest zijn waarin op de
dorsvloeren het paardenvoeder werd bewaard.
In het WZD vinden we bij piezel ook de betekenis 'grote legkast voor linnengoed en
kledingstukken, maar noteert niet waar het woord gebruikt wordt. Als bergplaats in de schuur wordt
het in heel Zeeland gebruikt.
De 'piezel' (tek. J. Prince, 'Woordenboek der
Zeeuwse Dialecten
Extraatje
Van der Bilt noteerde twaalf verwijzingen naar Kluit, waarvan vier expliciet met zijn naam. Wij
vonden er nog eentje, waarbij zijn naam ook vermeld wordt. Bij het trefwoord boom vinden we ook
'een boom ajkandelaren, in Zeeland voor toppen (Kluit, Boom, 4)'
37