Adriaensz. Ita. Vlieger, de Jansens en vele anderen. Zij waren in een 'geruisloos'
samenwerkingsverband hierbij betrokken. Geruisloos in die zin dat na 1637 de beide nieuw
aangestelde Hollandse admiralen Maarten Tromp en Witte de With elkaar voortdurend naar het
leven stonden.
Van de vele zeeslagen tegen de Engelsen werden de meeste verloren, of ze eindigden onbeslist. De
enige overtuigend gewonnen zeeslag vond plaats na de dood van de De Witten, namelijk de Slag
bij Kijkduin (1673). Engeland en Frankrijk ondernamen in dat jaar een gezamenlijke poging om met
de Republiek af te rekenen. De Ruyters defensieve campagne, opererend vanaf het nieuwe
rendezvousgebied de Vlakte van Schoneveld, was zijn grootste prestatie. De Nederlandse vloot
bereikte toen, zonder de aanwezigheid van de dweepzuchtige Johan en Cornelis de Witt met hun
offensieve denkbeelden, haar hoogtepunt als effectieve strijdmacht. Het stelsel van de 'ware
vrijheid' verkondigd door de 'volmaakte' Hollander Johan de Witt heeft de Republiek ogenblikken
van glorie geschonken maar ook op de rand van de afgrond gebracht.
Tijdens deze laatste krachtmeting in de Derde Engelse Oorlog in augustus nabij Kijkduin, slaagde
de Vlissinger De Ruyter erin om in een goed samenwerkingsverband met de Zeeuwse luitenant
admiraal Banckert en de door het statenregiem verschopte, maar door de stadhouder Willem III
weer aangestelde bekwame Cornelis Tromp, de Engelsen en Fransen te dwingen het offensief op te
geven. Wie kon toen in alle eerlijkheid vermoeden tot welk een Nederlands staatsman van Europees
formaat deze toen nog zo jonge stadhouder Willem III zich weldra zou ontpoppen? Een stadhouder
van wie de Zeeuwse vlagofficieren weer de waardering kregen die zij verdienden.
Weergaloze dapperheid, tomeloze moed en een onbegrensde inzet. Dat waren de eisen die de
Hollandse admiraliteitsbestuurders verlangden van hun vlootvoogden. Met welk een gemak werden
door de historici deze kwalificaties toegekend aan de vlagofficieren waarover zij spraken en werd
een dergelijke instelling geprezen. Wat de Hollandse bestuurders in zeezaken niet begrepen was dat
de meer of mindere inzet, moraal en motivering van het gewone bootsvolk was gebaseerd op hun
kennis over de bekwaamheid van hun bevelhebber en zijn vlagofficieren. Matrozen die bereid
waren de strijd aan te gaan met de wetenschap dat de vlootleiding bereid was hun dapperheid te
koppelen aan voorzichtigheid. Hun enige heuse drijfveer was de zeeslag te overleven en niet, zoals
in de historiografie wel wordt beweerd, de gedachte dat het bestaan van hun land op het spel stond.
De Hollandse bestuurders in zeezaken waren zich pas in een zeer laat stadium bewust dat de
resultaten van de vloot zeer afhankelijk waren van de moraal van het bootsvolk en deze werd
bepaald door hun meer of mindere waardering voor de man op het campagnedek, die zeker geen
adellijk heer diende te zijn.
Het waren de, in Holland zo verguisde Zeeuwse bestuurders, zitting hebbend in het 'monstrueuze'
verstrengelde bestuurscollege van de Zeeuwse Admiraliteit, die aan hun vlagofficieren meegaven
dat mannelijke dapperheid diende gepaard te gaan aan couragieuze voorzichtigheid. De adel binnen
de vlootleiding was in Zeeland al kort na het begin van de Opstand een achterhaald verschijnsel.
Pas in 1665, na het debacle van Lowestoft, koos men in Holland bewust voor een door het bootsvolk
geliefd en gewaardeerd man van de praktijk, die wist van varen en vechten, de Zeeuw Michiel de
Ruyter.
8