hebben, lijkt minder waarschijnlijk, omdat haring al een paar keer gekarakteriseerd wordt met de woorden vers, droog en goed. Dat het woord haring ook nog eens voorzien zou zijn van een toponiem lijkt dus wat overdreven. Een ander bekend product uit Biervliet was zout.28 Het zou kunnen dat dit het product was uit het lied. De leemte in de tekst (dat wil zeggen op een volgende regel) laat dit woord toe. Bovendien is zout een product dat op de markt als koopwaar verwacht mag worden. Bijna alle in het lied genoemde koopwaar werd in het noordwesten van Vlaanderen aangevoerd en verhandeld. In een reglement voor de scheepvaart en tolheffing op het Zwin uit de dertiende eeuw bijvoorbeeld komen eveneens haring, zalm, glas, ketels, kaarsen, komijn, mosterd, wijn et cetera voor.29 Maar aan de andere kant: ook elders werden mosselen uit Sluis en zout uit Biervliet verkocht. En dat geldt ook voor de andere genoemde producten. Over de omgeving kunnen we dus niet te stellig zijn. Rond 1400 vinden we in Sluis ook de ambachten en neringen die enkele van de producten verkochten die in het lied genoemd worden, zoals merseniers, makelaars (tussenhandelaars en winkeliers), visverkopers, bakkers en oud-kleerverkopers.30 Ook dat zegt echter niet zoveel, aangezien dergelijke ambachten ook elders in de Nederlanden voorkwamen. Eén drank verdient speciale aandacht, namelijk knollaert. Daarvan vond ik alleen vermeldingen in de omgeving van Roeselaere in West-Vlaanderen - het was er de naam van een lokale biersoort.31 Maar opnieuw past terughoudendheid: het lied toe te schrijven aan een stad op basis van slechts één verwijzing is een overschatting van dit gegeven. Er zijn nog meer geografische aanduidingen. Er is sprake van een badhuis getuige de aanprijzing van een warme stove. Deze staat in de Diincstraat (ook te lezen als: Dunestraat of Diricstraat), wordt verteld. En er is ook een herberg of hotelerie, genaamd De Moerboom. Deze gegevens brengen ons dus naar een plaats in de tweede helft van de veertiende eeuw met een bedrijvige markt, een Diincstraat waar een badhuis gevestigd was en een herberg genaamd De Moerboom. Een plaats, die voldoet aan deze kenmerken heb ik in het noordwesten van Vlaanderen niet kunnen vinden. In de grootste plaatsen aldaar: Brugge, Damme, Sluis, Aardenburg, Oostburg, IJzendijke en Biervliet, zijn geen straten bekend genaamd Diincstraat (of genoemde alternatieven).32 Wel waren er badhuizen, in Sluis was er bijvoorbeeld zelfs een straat naar genoemd. Eveneens in Sluis was een Dinsdagstraat, wat enigszins gelijkt op Diincstraat.33 Niettemin zijn beide kenmerken onvoldoende voor een definitieve lokalisering van het lied in Sluis. Bovendien: een herberg De Moerboom is niet bekend en Sluise mosselen aanprijzen in Sluis komt nogal ongerijmd over. De laatste methode van lokalisering, de taalkundige, is een stuk gecompliceerder. We kunnen kijken naar de klanken in de tekst, de spelling, het woordgebruik, woordconstructies en de woordvoorraad. Localisering op grond van rijmparen kunnen we buiten beschouwing laten, aangezien dit niet, of in ieder geval niet aantoonbaar optreedt (de paren siin-siin-dalekijn minnekijn-siine, doene- gewone en dergelijke lijken veeleer toeval. Het aangehaalde citaat ay mi heeft weliswaar een taalmuzikaal effect, maar is waarschijnlijk evenzeer onbedoeld.).34 Een andere moeilijkheid is de geringe omvang en coherentie van de tekst. Daarnaast vallen verschillende inconsequenties op. Vooral interessant is het om na te gaan of het lied taalkundige kenmerken vertoont van het gebied in het noordwesten van Vlaanderen in de veertiende eeuw, de streek dus waar ook Biervliet en Sluis voorkomen. Aangezien wij ons op dit complexe gebied van de historische taalgeografie niet bevoegd achten, beperken we ons verkennenderwijs tot enkele opmerkingen; we maken daarbij geen onderscheid tussen klanken en spelling.35 Er vallen een aantal klankvemauwingen op zoals an (het huidige aan), es (is), dusent (duizend) en 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 18