keersen (kaarsen). Klankverlenging is zeldzaam, zoals byghin (begijn). Opvallend zijn de gutturalen
jonc en harinc. Ook de schrijfwijze nywe is atypisch. De klinkerverspringing verbernen
(verbranden) is daarentegen algemeen. De voorvoegsels van voltooide deelwoorden en bijvoeglijke
naamwoorden beginnen alle met ge-. Het aantal achtervoegsels is beperkt, meest verkleiningen als
-lijn -kijn en -linghe. Interessant is de verkorting geselke, van het verkleinende gezelleke.
Er zijn verschillende samenvoegingen, van een werkwoord en een persoonlijk voornaamwoord als
moetse, een werkwoord en een lidwoord, hoedet, een voorzetsel en een lidwoord, metten, een
voorzetsel en een zelfstandig naamwoord als tsavonts en tiaer en een bijwoord en een persoonlijk
voornaamwoord, d'rons. Al deze constructies zijn algemeen en kunnen dus niet worden gebruikt
voor het lokaliseren van een dialectgebied.
Ook leenwoorden helpen niet veel verder, tornoyse, sauce, mostarde en urinale komen overal in het
Nederlandse taalgebied voor en wijzen dus evenmin naar een bepaalde streek. Hetzelfde geldt voor
de meervoudsvormen: een aantal eindigt op -er, zoals cleder en kijnder, andere op -e, bijvoorbeeld
boerde en nappe, maar meestal op -en, zoals in latemen en keersen.
Woorden met een ontkennende betekenis zijn zeldzaam, alleen zonder en noyt. Op het eind van het
lied staan nog twee dubbele negaties: nieten, nes gheenre.
Er zijn nogal wat inconsequenties, vooral in de spelling en het woordgebruik. Zo wordt de begin-g
soms zonder de gebruikelijke h geschreven, als in geraken en generen. In 'Ghaet in gaet in' komt
de variant met en zonder h zelfs in één zin voor. De s en z worden door elkaar gebruikt, bijvoorbeeld
zach, zijt en zoep, maar ook sal, siin en soud (zou). Opvallend is het gebruik van zowel es en is in
de derde persoon enkelvoud presens van het werkwoord zijn. Dergelijke inconsistenties vinden we
ook bij de lange o-klank in gesloten lettergrepen; deze wordt bijna altijd geschreven als -oe-,
bijvoorbeeld doer, broet en lijfcoep. Verdubbeling van de oo, zoals in doot en stoof of gebruik van
i als lengteteken in voirdeel zijn uitzonderingen. Verdubbelingen van de a komen niet voor, er wordt
altijd het lengteteken e gebruikt. De k-klank wordt afwisselend met een k- en een c- geschreven.
Naast de meervoudsvorm kijnder komt ook kinder voor. Ee/ei-wisselingen zijn opvallend afwezig,
wel is er af en toe (en nog wel in één regel) een aa/ee- en a/e-wisseling: 'Keersen verbernen moetse'.
Ook de klinkerverspringing, zoals in het tweede woord verbernen, is niet ongangbaar. Tot slot
wijzen we nog op verscoven (verschoven), viere (vuur) en de uitgangen -ine als stoffelijk
bijvoeglijk naamwoord in glasine en [houtjine.
De bovenstaande opmerkingen brengen ons wat betreft de lokalisering van de tekst in eerste
instantie niet zo veel verder. In het lied komen in ieder geval geen kenmerken voor op grond
waarvan we het met zekerheid kunnen plaatsen in een specifieke regio in het middelnederlandse
taallandschap. Wel kunnen we bepaalde gebieden uitsluiten. Dat geldt in het bijzonder voor de
oostelijke regio's, dat wil zeggen de gebieden van het Oostnederlands/Nederduits, het Nederrijns en
Limburgs. De tekst past veel beter bij de taal van de zuidelijke en vooral westelijke gebieden, waar
Brabants en Vlaams/Zeeuws - Hollands gesproken werd. De westelijke gebieden vertonen een
aantal gelijke taalkenmerken, het zogeheten Kustmiddelnederlands, maar hebben elk ook hun eigen
eigenaardigheden. Het komt ons voor dat de klankkleur en het woordgebruik beter past bij een
noordelijke, Hollandse, dan een zuidwestelijke, Vlaamse herkomst. Verder dan zo'n grove
lokalisering kunnen we helaas niet gaan. De genoemde inconsequenties manen tot verdere
voorzichtigheid. Een voorbeeld: in Vlaanderen gebruikt men bijvoorbeeld de werkwoordsvorm es
en in Holland is. In het lied komen beide varianten voor. Ander voorbeeld: het lied bevat weinig
Franse leenwoorden en taalinvloeden, hetgeen zou kunnen wijzen op een meer noordelijke
herkomst. Aan de andere kant behoort het woord knollaert tot het (West?-)Vlaamse idioom.
De taal van het lied draagt in ieder geval geen specifieke taal-, spelling- en idioomeigenaardigheden
van het veertiende-eeuwse noordwesten van Vlaanderen, zoals we die onder andere goed kennen uit
17