De familie Van Dorp kon worden gerekend tot de intimi van de Oranjes. De jongere broer van deze Philips, Arend jr.. was de hofmeester van de Prinsen. Wederom toonden Van Dorp en zijn Hollandse vlagofficieren hun onbekwaamheden waar het ging over het bestrijden van de Duinkerkers en de Spaanse oorlogsschepen. De Spaanse galjoenen van de Arma del Mar Océano zagen kans hun troepen in de Vlaamse kusthavens te landen. In 1635 vond op de Noordzee een catastrofe plaats. De Vlaamse admiraal Jacques Collaert, capitan de capitanos over alle koningsschepen die afvoeren uit de Vlaamse havens, zag kans 74 Enkhuizer vissersschepen en een paar dagen later vijftig haringbuizen uit het Maasmondgebied te vernietigen en 935 vissers gevangen te nemen. De Zeeuwse oorlogsschepen voeren hun eigen koers en hielden zich nauwelijks op met de onbekwame Van Dorp en zijn Hollandse vlagofficieren die de Duinkerkers uit de weg gingen. In februari 1636 heeft Johan Evertsen in het gezelschap van de Zeeuwse kapiteins Joost Banckert, Vlieger, Adriaan Janssen en Pieter Ita de schepen van voornoemde admiraal Collaert met in zijn gezelschap vice-admiraal Mattheus Rombout tot zinken weten te brengen. Met verlies van 48 doden en 50 gewonden kwam Evertsen op 27 februari op de rede van Vlissingen. De beide admiralen waren met tweehonderd opvarenden gevangen genomen. Groot was niet alleen de vreugde in Zeeland, doch ook in Holland.10 Pas in 1637 werd Van Dorp ontslagen. Historicus Bruijn wijst met een beschuldigende vinger naar de stadhouder Frederik Hendrik die, zo zegt hij, 'een onwerkbare situatie heeft laten voortbestaan'. Maar het was toch niet alleen Frederik Hendrik die besliste over het aanblijven van Van Dorp? Ook de Staten van Holland en de Staten-Generaal waren bevoegd in te grijpen en lieten deze situatie voortbestaan. Hier dus ook een verfoeilijk aanstellingsbeleid door de Hollandse bestuurders in zeezaken, waarna handhaving met catastrofale, 'monstrueuze' gevolgen. Vice-admiraal Witte Cornelisz de With In het boek Twee eeuwen varen en vechten is deze vice-admiraal menigmaal genoemd.11 Talrijk zijn in de maritieme geschiedschrijving de negatieve kwalificaties van deze Brielenaar zoals 'grimmige misantroop' (mensenhater). Door de Hollanders werd hij in 1637 aangesteld tot vice- admiraal en in diezelfde rang gehandhaafd tot aan zijn dood in 1658. Hoewel de zeehistorici zich in vele toonaarden negatief over hem uitlaten, schromen zij deze gestoorde admiraal te noemen als een man wiens verdiensten voor de Republiek zeer gering zijn geweest. Wellicht moeten we deze onbereidheid verklaren, omdat dit iets af zou doen aan het geromantiseerde zeeheldendom. In een van de stellingen in mijn proefschrift heb ik het als volgt mogen formuleren: 'De heldenverering van vlagofficieren is soms een gevolg van een te positieve beoordeling van hun daden. Een zeeheld die zichzelf verheerlijkte en ten onrechte aanprees was Witte Cornelisz. De With', eraan toevoegend: 'het past niet een schip van de Koninklijke Marine naar hem te vernoemen'. Niet alle geschiedschrijvers wensen De With zo uitvoerig negatief in beeld te brengen. Zo zegt Prud'homme van Reine in zijn biografie over de Trompen: 'De With beschikte over een weergaloze ervaring ter zee en had dus uitstekende papieren om tot vice-admiraal te worden aangesteld'. Hiermee geeft de schrijver aan niet te begrijpen dat genoemde ervaring niet borg stond voor de eisen die men stelde aan een vice-admiraal betrokken bij de strijd tegen de zo overmachtige Duinkerker kapers. Dit betekende niet alleen varen in tropische wateren doch eveneens vechten in een immer onstuimige Noordzee. Prud'homme gaat nog verder in zijn waardering voor deze zo omstreden Witte de With. Hij zegt elders: 'Na het sneuvelen van Piet Hein (1629) zouden De With en Tromp gedurende drie decennia het gezicht van de vloot bepalen'.12 Het lijkt niet juist hier verder in te gaan op voorgaande bedenkelijke beweringen van Prud'homme, die uiting geven aan zijn verregaande 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 7