hollandocentrische partijdigheid. We kunnen de eeuwig ruziezoekende Witte de With aansprakelijk stellen voor wat zich in 1653 tijdens de Slag bij Ter Heide afspeelde. Hij was namelijk verantwoordelijk voor het zeewaardig maken van een aantal oorlogsschepen te Texel en een tijdige aansluiting bij de schepen van Tromp. Op 8 augustus was er reeds een confrontatie met de Engelse schepen. Pas op 9 augustus sloot De With zich aan. Elias noemt daarna het gedrag van De With getuigen van een 'weergaloze onverschrokkenheid'. Zijn aandeel in deze zeeslag bestond echter hieruit dat hij zich in de achterhoede langdurig bezighield met de eigen schepen die zich naar zijn mening te vroeg uit de strijd trachtten te verwijderen en waarop hij zelfs met scherp schoot! Elders noemt Elias hem toch weer een 'neurasthenicus', een op alle prikkels reagerend persoon, lijdend aan zenuwzwakte'.13 De Witt was een 'zeeheld' die zichzelf verheerlijkte en ten onrechte aanprees. Zijn dood kwam op tijd. Witte de With, een 'grimmige misantroop'. Hij sneuvelde in 1658 in de Oostzee. Over het zielenheil van deze omstreden Hollandse vice- admiraal hebben zich weinig zeelieden toentertijd bekommerd. Binnen de goed georganiseerde marine onder De Ruyter had hij niet kunnen functioneren. Luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer van Obdam In 1653 was Maarten Tromp gesneuveld en moest een opvolger gezocht worden. Logischerwijs zou voornoemde vice-admiraal Witte de With dit zijn, doch men begreep dat met deze bevordering er grote onenigheid zou ontstaan onder niet alleen het bootsvolk, maar ook de vlagofficieren in dienst van de vijf admiraliteiten. De tweede die in aanmerking kwam was de vice-admiraal van Zeeland Johan Evertsen. Zijn goede contacten in het verleden met de stadhouders, zijn oranjegezindheid, maar wel voornamelijk zijn Zeeuw zijn, zouden in het machtige Holland echter te veel problemen geven. Het opperbevel van de vloot was nog niet voor een Zeeuw weggelegd. Het Hollandse hiërarchisch denken voorkwam dat.14 Aanvankelijk leek het alsof de Hollandse bestuurders in zeezaken begrepen dat niet gezocht moest worden naar een vlootvoogd afkomstig uit adellijke kring. De gedachte aan de onbekwame Philips van Dorp in de laatste decennia van de strijd tegen de Duinkerkers was immers voldoende om af te zien van een heer van extractie, eer, geboorte en rang. Onverklaarbaar is daarom toch de keus voor een kolonel van de cavalerie, lid van de Ridderschap van Holland, baron Van Wassenaer van Obdam (1610-1665). Een man met een flamboyante levensstijl waarin vrouwen en drank een belangrijke rol speelden. Na enig aandringen, wat onder veel genot van 'wijnstortinge' plaatsvond, werd hij tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland aangesteld. Wassenaer van Obdam, nu bevelhebber van de vloot van de Republiek (1653-1665), werd door het bootsvolk wel een stoelzittende sporenridder genoemd. Stoelzittend omdat hij leed aan jicht (podagra). Een ziekte in zijn geval wellicht veroorzaakt door zijn overmatig drankgebruik. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2004 | | pagina 8