bokkiengT. (Mtd.: zoute scharre; Ovm. en Phi.: gedroogde visjes; Scherp: pieterman); SchD.
(Nwk.: gedroogd visje; Otl.: zoute visje; Zr. aantek.: in Zierikzee gedroogde schar, die overdwars
in reepjes geknipt werd); ZVW. (Nvt.: knor'aone, gedrwöögd visje); LvA. (Ax.:cabonus); LvH.
(Lam./Kt.: zoute scharrekes); ZVO-zd. (Ovs. en Zdp.: kaaboonus); GOfl. (Odp.: gedroogde
bolk(ies).
21Een grote zeevis (tot 85 cm lang) met een lange draad onder aan de kin? Hij heeft wit vlees,
dat in grote brokken werd gekookt en met botersaus werd gegeten. Tegenwoordig wordt hij
ook gebakken. Ka(b)beljauw Zeeland algemeen. ZB. (Bsl. ook schellevis).
22. Ingezouten (en soms gedroogde) gefdeerde kabeljauw, die vroeger vanuit IJsland werd
ingevoerd? Stokvis W. (Dob.;Vs.); ZB. (Bsl., Ier., Kwd. en Ndp.: zoutevis, aantek. Bsl: gedroogde,
ongezoute kabeljauw 'êêt stokvis; Dw./Ovz.; Hrh.; Ktg.; Kwd.; Ndp. aantek. stokvis is gedroogde,
hele, kabeljauw, dus niet gefileerd); T. (Ank, Mtd. en Phi. ook zoutevis; Ovm. aantek.: alleen
gedroogd; Phi., Po. en Scherp, ook bakkeljouw); SchD. (Bwh./Nwk. en Zr.: zoutevis; Nwk.); ZVW.
(Nvt. ook zoutevis, aantek.: een hele kabeljouw is stokvis); LvA. (Ax. ook bakkelouw); LvH. (Hek.;
Klz.; Lam./Kt.); ZVO-zd. (Ovs.; Zdp.); GOfl. (Odp.: zoute vis).
23. Een kleine kabeljauw, die nog niet helemaal volgroeid is? Gul(letje), gulle'ie Zeeland
algemeen.T. (Mtd. en Ovm.: schellevis; Phi. ook bolkje, leng; Scherp, ook torretje).
24. Een gezouten en gedroogd borststuk van de kabeljauw? Stokvis W. (Dob ZB. (Bsl.: zoute
vis; Ier. ook kopstik; Kwd.); T. (Po. en Scherp.: buukwangen); SchD. (Zr.); ZVW. (Gde./Nvt.); LvH.
(Klz.: kibbeling);
25. Het vlees van de bovenwang van de kabeljauw? ZB. (Bsl. en Kwd.: kibbelieng; Ier.: d
'doren); T. (Ovm., Phi., Po. en Scherp.: kibbeling); SchD. (Nwk.: kibbeling; Zr.: lippe); LvA. (Ax.:
kibbeling); LvH. (Lam./Kt.: kibbeling); GOfl. (Odp.: kibbeling).
26. Het vlees van de onderwang van de kabeljauw? ZB. (Ier.: de kaeken; Kwd.: kibbelieng); T.
(Ovm., Phi., Po. en Scherp.: lippen en kelen); SchD. (Zr.: kele); GOfl. (Odp.: kibbeling).
27. De bekendste platvis, met langgerekte en ovale lichaamsvorm, ongeveer 30 cm lang?
Vleestal is hij zandkleurig met een zwarte vlek aan de bovenzijde van de rugvin. Zijn vlees is
wit en heeft veel smaak. Hij is vrij duur en wordt meestal gebakken. Toenge, tong(e), tonje
Zeeland algemeen. T. (Ovm., Phi. en Scherp, ook (heil)bot); SchD. (Nwk. ook heilbot);
28. Een klein exemplaar van deze vis? Toengetje, tongetje, maar vnl. slibto(e)nge(tje, tongsken,
—tonje'ie Zeeland algemeen.
29. Een platvis met een gladde huid, die van boven bruinachtig is met opvallende rood-oranje
vlekken? Zijn vlees is wit en niet erg vast. Hij is niet zo duur en heel het jaar door te krijgen.
Hij wordt dikwijls beschouwd als een goedkope soort tong. Schol(le) W. (Amd.; Dob.; Kod.:
scharre(tje); Vs.: bot); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz., Gpol. en Hrh. ook scharre; Ier. ook bot; Kn.; Ktg.;
Kwd. ook: bot, indien uit de zee, platte vis, indien van de visboer; Ndp. ook bot); T. (Mtd.: bot;
Ovm.; Phi.; Po.; Scherp, ook tongschar); SchD. (Bwh./Nwk.: scharre; Nwk.; Otl. ook bot; Zr.);
ZVW. scharre(tje) (Gde./Nvt.; Nvt.); LvA. (Ax. ook plaotje); LvH. (Klz.: bot; Lam./Kt.); ZVO-zd.
Ovs. en Zdp: ploatsjen; Ovs. ook pladijs); GOfl. (Odp.).
30. Een platvis waarvan de huid ruw aanvoelt als men van de staart naar de kop wrijft? Hij
is lichtbruin, tot zandkleurig, met kleine onregelmatige vlekjes. Hij is vrij goedkoop, maar
wordt minder vaak gegeten als de laatste twee vissen. Scharre(tje), schar, scharreken W. (Amd.;
Dob.: bot); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz., Hrh. en Kn.: bot; Gpol.: scholle; Ier.; Ktg.; Kwd. ook: bot, indien
uit de zee, platte vis, indien van de visboer; Ndp.); T. (Mtd.; Ovm.; Phi.; Po.; Scherp.); SchD.
(Bwh./Nwk.: bot; Nwk.; Otl.: bot, schol; Zr.); ZVW. (Gde./Nvt.: bot; Nvt.: schol); LvA. (Ax.);
LvH. (Klz.); ZVO-zd. (Ovs.; Zdp.); GOfl. (Odp. ook bot).
59