'Want er verdronken onuitsprekelijk veel beesten zoals koeien, paarden, schapen, varkens en
andere, die met het water zeer desolaat wegdreven. En wat méér is, er zijn veel mooie huizen en
hoeven, opslag van tarwe en rogge, van gerst, haver en ander graan door de vloed weggdreven. En
er dreven veel meestoven weg met honderden balen, die allemaal bedorven en zonken.
Maar wat het meest te beklagen is, is dat er zoveel mensen, jong en oud, verdronken, die men niet
helpen kon'.2
Maar ook als je de St.-Felixvloed had overleefd, was je lot volgens Reigersberg soms bitter:
'Er waren vele honderden mensen, zowel mannen als vrouwen, die zeer rijk waren, een grote
familie onderhielden en een grote staat voerden, die dienaars en boden hielden, die nadien zélf
moesten dienen en van huis tot huis om brood gingen bedelen, wat zeer verdrietelijk was voor
degenen die in weelde hadden gebaad. En toen ze zich in de omliggende landen van Zeeland hadden
gevestigd zijn ze met grote hopen gestorven; sommigen van rouw en melancholie, sommigen van
honger en kommer.
Reigersberg kon het weten. Hij was een apotheker uit Kortgene op Noord-Beveland, en moest na
de vloeden van 1530/32 zélf zijn drijvende eiland ontvluchten en in het Walcherse Veere een nieuw
bestaan opbouwen.
Op Noord-Beveland was de situatie anders dan in het grotendeels onbedijkt gebleven Verdronken
Land van Zuid-Beveland. Noord-Beveland bleef als gevolg van de vloeden van 1530 en 1532 bijna
zeventig jaar drijvende, totdat in 1598 de eerste herdijking plaatsvond met de totstandkoming van
de Oud-Noord-Bevelandpolder. Hierin werd het dorp Colijnsplaat gesticht, pioniersnederzetting
van een herrijzend eiland. Het herdijkingsproces van het hele eiland nam trouwens meer dan twee
eeuwen in beslag, zoals ook het geval was met de herdijkte hals of staart van Zuid-Beveland.
Middelburg maakt op
de zeedijk bij Oud-
Rilland de ramp van
1530 aanschouwelijk
foto SCEZ).
Theater KWARK uit
25