Als het over Walcheren gaat, lijken de christelijke auteurs het eens te zijn over de heidense neigingen van de 'barbaren van de kuststreek'. Ondanks het stichtelijke werk van Eligius en de zijnen bleef het een heidens bolwerk, waar tot in de tijd van Willibrord een afgodsbeeld werd bewaakt door een agressieve bewaker. De handelsplaats was en bleef sterk verweven met de heidense Noordzeecultuur. Bisschop Frederik van Utrecht zou zich nog in de negende eeuw naar het eiland gespoed hebben om de zondige bevolking tot inkeer te brengen33. De vele bijgiften in overigens wel overwegend oost-west georiënteerde graven uit die tijd doen inderdaad vermoeden dat we met een niet (praktiserend)-christelijke of tenminste een slechts oppervlakkig gekerstende bevolking te maken hebben34. En dat is opmerkelijk in een gebied dat al sinds lang deel uitmaakte van het Frankische rijk. De handelsplaats moet een slechte reputatie hebben gehad. Ondanks de gunstige ligging van Domburg meden peregrini uit Engeland de plaats en reisden liever over Quentovic naar het continent. Er heerste volgens Dekker een vrijheidsdrang, die met de Friese te vergelijken is. toen er in de elfde eeuw een opstand tegen de Vlaamse overheersers uitbrak en de belastinginners van de graaf het moesten ontgelden35. Hiermee hebben de eilanders hun heldhaftige imago weten te prolongeren, ook al hebben ze zich nadien niet meer vrij kunnen worstelen van de Vlaamse graven. Hoewel het Zeeuwse kustgebied tot aan het Zwin formeel tot het dukaat Frisia werd gerekend, sloot het gebied erfrechtelijk en juridisch eerder aan bij de Vlaamse gewesten dan bij Frisia. De bevolking zal dan ook grotendeels een Gallo-Romeinse achtergrond gehad hebben. Toch zullen de kooplieden annex vrachtvaarders, al of niet permanent woonachtig in Domburg, voornamelijk van Friese afkomst geweest zijn. We kunnen hier, net als in veel andere plaatsen in Noordwest-Europa een Friese handelskolonie vermoeden. Daarnaast moeten de hiervoor gememoreerde Engelse betrekkingen hun stempel hebben gedrukt op een niet te verwaarlozen Angelsaksisch element in de gemeenschap. Abt Thiofrid van Echternach (1081-1110) - de Walchenaren brachten hem met hun longi naves, langschepen, naar hun eiland - had bij zijn bezoek nu niet bepaald een gunstige indruk van de bevolking gekregen. Hij heeft het over 'het woeste volk bij de zee', dat gemakkelijk weer tot het heidendom verviel en zich door geen autoriteit de wet liet voorschrijven36. De zelfstandigheid van de bevolking wordt weerspiegeld in het relatief weinig voorkomen van Karolingische denarii11een aanwijzing voor de geringe invloed van de Frankische machthebbers. Iets dergelijks vinden we bij de Friezen in Frisia Ulterior, eveneens weerspiegeld door numismatische gegevens38. Een dergelijke bevolking zal eerder geneigd zijn geweest om Deense avonturiers - heidense broeders en partners in de mariene handel - gastvrijheid te verlenen. Er zijn objecten gevonden, die inderdaad wijzen op - mogelijk mercantiele - contacten met Denen, zoals een zilveren halsring, een deel van een brocheverbinding, een fragment van een bronzen sieraad en een zilveren toiletgarnituur. De meeste voorwerpen zijn op het strand bij Domburg gevonden, en zijn zeer waarschijnlijk afkomstig van het grafveld van de nederzetting die aan de kreek van Westhove lag39. Van de in situ waargenomen overblijfselen is de vermelding van een centraal graf met daarin een zwaard, waaromheen radiaal andere graven gegroepeerd waren, het meest spectaculair40. De opstelling doet denken aan de inhumatie van een vikingleider in het Engelse Repton, omringd door een grote hoeveelheid secundair begraven menselijke beenderen41. Een belangrijke aanwijzing voor de permanente vestiging van Denen in Domburg vormt de aanwezigheid van Arabische dirhems. Het nagenoeg ontbreken van deze munten in Dorestad en Tiel doet vermoeden dat handelscentra geen rol speelden in de verspreiding ervan. De meeste Arabische munten zullen zijn verspreid door Noormannen die zich met medeneming van hun zilver in Frisia hadden gevestigd, zoals door Besteman aannemelijk is gemaakt42. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 12