in de strijd tegen zijn vader en later tegen zijn broers, verder aan zich te verplichten. Haraldr en
Hroerekr hadden al eerder de vicus Dorestad, strategisch in het rivierengebied gelegen, in handen
gekregen47. Prudentius was wel selectief in zijn commentaar, want over de overdracht van de cella
Torhout bij Brugge door Karei de Kale aan de Deen Ragnarr repte hij met geen woord48. Dat die
overdracht in dezelfde periode plaatsvond zal wel geen toeval geweest zijn, ook Karei zocht in het
waterrijke kustgebied blijkbaar militaire steun bij Deense warlords.
In de monding van de Schelde gelegen, was Domburg een ideale uitvalsbasis voor aanvallen op het
rijk van Karei de Kale. Terwijl de Friese kusten gevrijwaard bleven van plunderingen verlegden de
piraten hun aanvallen naar West-Francië en Engeland49. De kroniekschrijver Nithard suggereerde
hierbij machinaties van Lotharius50. Daarnaast lijkt de vorst met de bezetting van Walcheren de
komst van vrije vikingen naar het Zeeuwse kustgebied te hebben willen pareren. Want hoewel het
eiland in 837 was leeggeplunderd, zal het als springplank naar Engeland in trek zijn gebleven en
moet als pleister- en foerageringsplaats een belangrijke rol hebben gespeeld.
Met de stationering van Haraldr zal een aantal van zijn meer avontuurlijk aangelegde kameraden
liever zijn eigen weg gegaan zijn. Zoals de vikingaanvoerder Asgeirr, die juist aan zijn
omzwervingen begint als Haraldr junior Walacria in leen krijgt. Waarschijnlijk behoorde hij
oorspronkelijk tot de groep van Haraldr, maar koos liever voor het ruime sop51. Uit zijn
omzwervingen kunnen we opmaken dat hij uit was op buit en geen politieke ambities had. In 841
voer hij door het Kanaal naar het Seinegebied en plunderde Rouen52. Daarna is hij voornamelijk in
het gebied van de Loire te vinden. Met zijn achtergrond is het begrijpelijk dat Asgeirr de door zijn
Deense makkers beheerste Friese gebieden verder heeft gemeden.
Karei de Kale omringd door zijn raadgevers, 851, frontispice van de 'Bijbel van Vivianus'.
10