in de eerste plaats denken aan het Zeeuwse kustgebied, tot 869 in handen van Lotharius. Deze vorst
had in 864 nog locarium, een afkoopsom, aan Hróöulfr en zijn mannen betaald94. Zij bevonden zich
toen blijkbaar in zijn rijk. Opmerkelijk is dat een deel van de afkoopsom bestond uit leeftocht, niet
onwelkom in een geïsoleerd oord als Walcheren. Volgens Dudo bestond een deel van de hulp van
de Engelse koning /Ethelstan aan de op Walcheren gelande Rollo ook uit proviand95.
Wellicht schuilt er enige waarheid in hetgeen er in de vita Gummari, rond 1150 ontstaan, over
Hródulfr werd bericht. Hierin figureert hij, met de eerder genoemde Ragnarr. wanneer ze het
Scheldegebied onveilig maken96. Hun aanvallen op Antwerpen en Walcheren lijken de eerdere
gebeurtenissen van 836 en 837 te weerspiegelen, maar de passage waarin de piraten via Het Schijn
naar Deurne varen om aldaar het klooster van Sint-Fredegandus in de as te leggen is in geen enkele
andere bron overgeleverd97.
Het is niet aannemelijk dat Hróöulfr lange tijd aaneen in Zeeland heeft doorgebracht. Hij was kort
na de dood van zijn vader Klakk-Haraldr in 852 aan zijn omzwervingen in Ierland begonnen en
plunderde jarenlang de kusten van zowel het Frankische rijk als overzee98. Mogelijk heeft de
kroniekschrijver Dudo belevenissen van Hróöulfr verwerkt in zijn relaas van de avonturen van
Rollo op Walcheren. Want de Oud-Noordse naam van Rollo is Hrólfr". En dat is tevens een vorm
die voor de naam Hróöulfr gebruikt werd100. Het is op deze plaats vermeldenswaardig dat Hrollaugr
in een Engelse bron bij zijn verovering van Normandië als leider van de Scaldi aangeduid werd101.
De Deense heersers, die door de Frankische vorsten waren aangesteld, lijken geen militaire
suprematie over Zeeland te hebben uitgeoefend. Na de Noormannenheerschappij blijken in grote
delen van West-Frisia, zoals het latere Holland en delen van het rivierengebied, plaatselijke
potentaten zoals de Geruifingen macht en goederen aan zich te hebben getrokken. In Zeeland blijkt
hiervan echter niets, hetgeen doet vermoeden dat ze hier hun macht niet hebben kunnen doen
gelden. Het lijkt er eerder op dat Zeeland onder het onmiddellijke gezag van de koning stond. Pas
in 1012 werd de Vlaamse graaf Boudewijn IV met Zeeland Bewesterschelde beleend.
De Zeeuwse ambachten hadden typische kenmerken, die we niet in Vlaanderen en Holland
tegenkomen. In Zeeland hadden deze iets weg van heerlijkheden, bestuurd door ambachtsheren die
zich als landsheren gedroegen. Zij hielden hun ambachten in leen van de graaf. Bovendien
vervreemdden, deelden en vererfden zij hun ambachten naar believen. Ingezetenen moesten
militaire- en herendiensten aan hen leveren. De ambachtsheer inde het grafelijke schot, dat in
tegenstelling tot in Vlaanderen en Holland geen personele maar een op de grond drukkende
belasting was102. We komen dit type ambachten aan weerszijden van de Schelde tegen. Blijkbaar
gingen deze instellingen terug op de periode dat Zeeland nog direct onder de koning viel en niet
verdeeld was tussen de Vlaamse en Hollandse graven103.
In West-Frisia. het gebied dat door de Deense machthebbers werd beheerst, ontmoeten we later een
fenomeen dat waarschijnlijk met hen in verband kan worden gebracht. Het betreft de indeling in
bestuurlijke districten, koggen genaamd. Dit waren oorspronkelijk scheepsdistricten, waarvan de
inwoners de plicht hadden een heerkogge met bemanning gereed te houden. Een kogge was
verdeeld in kleinere eenheden, riemen geheten, ieder verantwoordelijk voor de levering van één
weerbare man, of gewapende roeier. Deze scheepsdienst is op zijn minst terug te voeren tot de
tiende104 en vermoedelijk tot de negende eeuw, zoals blijkt uit een cijns in het goederenregister van
de Utrechtse kerk, cogsculd geheten. Het is aannemelijk dat het hierbij gaat om een op de
koggeheervaart gebaseerde belasting.
Gosses wees al op de opmerkelijke overeenkomst tussen de koggedistricten in Frisia en
soortgelijke in Scandinavië voorkomende gebieden. Daar vinden we op verschillende plaatsen
districten die met aan schepen refererende namen verwijzen naar de oorspronkelijke
heervaartorganisatie, de leidangr105. Ofschoon deze in de negende eeuw nog niet bestond en de
18