had in voorgaande jaren tijdens missiewerkzaamheden in Denemarken vriendschappelijke banden met de Denen opgebouwd. 25 Zo blijkt uit een brief van Einhard dat in 834 de cusrodia maritima van de Vlaamse kust is opgedragen aan homines nostri (Hantpe, 1899, 121); over de datering en achtergronden van deze brief zie D'Haenens, 1967, 108, 205; disposita omni maritima custodia, AB 835, 28. 26 Astronomus c. 54. in: Tremp. 1995, 504. 27 AB 837, 32. 28 Theganus continuatio, in Tremp. 1995, 256 AF 837, 22; Astronomus, in Tremp, 1995; AB 837, 32. 29 In (of voor) mei 837 neemt Lodewijk maatregelen om de Friese kust te verdedigen disposita Frisiae maritimaque custodia hij plaatste bewaking in Frisia (en?) langs de kust). 30 AB 837, 32; AF 837, 22; AX 837, 342: Theganus continuatio, in Tremp. 1995, 256. 31 AB 837, 32. 32 AB 838, 36. 33 passio Fridericizie Holder-Egger, 1887, 349. 34 Lebecq. 1983, 143; het verband tussen grafbijgiften en heidendom is overigens omstreden, zie Halsall, 2000, 271. 35 Dekker, 1971, 53 e.v. 36 Thiofrid, vita Wülibrordi, zie Pertz, 1874, 27. 37 Van Heeringen, 1995, 48. 38 Henstra, 2000. 62 e.v. 39 Alle vondsten zijn beschreven in: Van Regteren Altena. 1971,40-43; voor het toiletgarnituur zie: Van Heeringen, 1990. 40 Braat, 1954, 141. 41 Biddle Kjplby Biddle, 2001, 67-80. 42 Besteman, 2004. 43 AB 837; 32. 44 AB 841, 54. 45 AB 843, 60. We mogen aannemen, dat het gebied dat later Zeeland Bewesterschelde werd genoemd, eveneens aan Lotharius toekwam, omdat het tot Frisia behoorde. 46 AB 84154 47 AF 850. 38. 48 Vita Anskarii, Robinson, 1921, c. 21, 49 AB 841, 52; AB 842, 58; AB 843, 60; ASC 837 [=840], 62; ASC 838 [=841], 62-64; ASC 839 [=842], 64; ASC 840 [=8431; ASC 845 [=848], 50 Scholz, 1972, 167. 51 De Vries, 1923, 126. 52 AB 841, 70; Fragmentum Chronici Fontanellensiszie Pertz. 1829, 301. 53 ASC 832 [=835]; ASC 833 [=836]; ASC 835 [=838]; ASC 838 (=841); ASC 839 [=842]; ASC 840 (=843); ASC 845 [=848], 54 AF 836, 22. 55 Van Loon, 1977, 161 e.v. 56 Schönfeld, 1958, 99-101; De naam holmr komen we als afgeleide ook op verschillende plaatsen langs de Friese kust tegen, meestal in de betekenis van hoogte. 57 D'Haenens, 1967, 319-320. 58 AB 850, 76; AF 850, 38. 59 Miracula sancti Bavonis, Holder-Egger, 1888, 596. 60 AF 857. 50; AB 857, 94. 61 ASC 851, 64. 62 ASC 851 [=850]; ASC 853; ASC 854; ASC 860; ASC 865; vita s. Aedmundi, zie Migne, 1880, c. 510; annales Lindisfamenses, zie Pertz 1866. 506; historia de sancto Cuthberto, zie Johnson South, 2002, 50-52. 63 ASC 876. 64 omni tempore Rollonem Walgris moraturum, Lair, 1865, 149/150. 65 zie ook het elfde-eeuwse relaas van Willem van Jumièges, in Migne, 1882, c. 794-795. Terecht merkte Van Houts (1982, stelling 3) op dat de avonturen van Rollo op Walcheren onderbelicht zijn gebleven. 66 Boretius en Krause, Capitularia 11. p. 275; Reginarius, RP 876, 250; Raganarius, AB 876, 248 67 Jónsson, 1967. 149: mogelijk geldt dit ook voor de vijandige opstelling van de skalden ten opzichte van Vlamingen, zie De Vries, 1923, 156. 68 quia valde illis infesti erant, AV 880, 298; over de betekenis van Suevizie Dekker, 1971, 47. 69 Johnson South, 2002, 48, 50; voor de afleiding van de Scaldingi als Schelde-vikingen zie De Vries, 1923, 400 en Henderikx, 1995, 87. 70 AB 852, 82. 71 voor zijn naam zie De Vries, 1923, 179. 72 AB 850, 76; Chronicon Fontanellensis, zie Pertz, 1829, 303; Annales Lobienses, zie Waitz 1881, 232; AX 851, 350: AB 851, 80; AB 852, 82. 73 AB 851, 80; Annales S. Bavonis Gandensis 851, zie Pertz 1829, 187Annales Elmarenses 851. zie Grierson, 1937. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 25