verdient, kunnen echter niet worden gecombineerd met roem, noch met eventuele punten in
behaalde slagen. Verder geeft de puntentelling in Tabel 3 aan met welk bod men deze bijzondere
varianten nog kan ofbiete, hoewel daarbij moet worden aangetekend dat dit alleen geldt voor de
eerstgenoemde vier. Alle hier genoemde varianten worden in principe zonder maat gespeeld,
hoewel het in gezelschappen met vaste maats natuurlijk niet verboden is elkaar zo goed mogelijk
bij te staan. Tenslotte volgt hieronder een nadere omschrijving van alle hier genoemde varianten,
waarbij nog de opmerking dat steeds de hoogste bieder zelf md uutkomme.
Piko: een spel met troef, waarbij de bieder probeert exact één slag te behalen; deze kan overigens
geen andere zijn dan de slag met de troefboer. Het woord piko is afgeleid van het Italiaanse
'piccolo', dat 'kleintje' betekent.
Misère: een Frans woord, dat in dit geval betekent dat men geen enkele slag behalen mag. Misère
gaat boven piko, maar beide varianten kunnen met 250 punten of'eboo:e worden. In gezelschappen
zonder vaste speelmaats mogen er zelfs meerdere spelers gelijktijdig misère gae. In het laatste geval
speelt men zonder troef, maar overigens kan dit spel zowel met als zonder troef worden gespeeld.
Omvère: een variant op misère, waarbij de bieder na de eerste slag zijn kaarten open op tafel legt.
Het woord omvère is een verbastering van het Franse 'ouvert', dat 'open' betekent.
Bloötmisère: een variant op omvère, waarbij de bieder al vóór het uutkommen zijn kaarten open op
tafel legt. Soms is het de tegenspelers toegestaan om tijdens het spel met elkaar te overleggen, in
welk geval men spreekt van bloötmisère mie 'n praatje.
Zwabber: een spel zonder troef, waarbij de bieder probeert aole sloegen t' aelen. Zwabber kan niet
meer of'eboo:e worden met punten; enkel nog met pandoer of bloötpandoer.
Pandoer: aole slaegen aele, met gebruik van troef.
Bloötpandoer: als pandoer, maar dan met de kaarten van de hoogste bieder open op tafel. Deze
spelvariant kan ook gespeeld worden mie 'n praatje.
Bie:e is dus een kaartspel met vele dimensies, en ondanks de reeds gegeven breedvoerige
uiteenzetting, zijn er nu nog steeds enkele varianten die niet zijn behandeld. De eerste hiervan is het
spelen met kiekkaarten. Dit stel kaarten staat de hoogste bieder ten dienste om te worden omgeruild
met twee willekeurige kaarten in zijn oorspronkelijke hand. De twee kiekkaarten mogen meteen bij
het spel worden ingezet, zelfs nog vóór het melden van de roem. Een speciaal geval van het gebruik
van liggers of kiekkaarten is een spel met slechts twee spelers: ieder krijgt van de gever vier kaarten
in de hand, vier gedekt op tafel, vier open op tafel, en nogmaals vier in de hand. Voor het opbieden
worden enkel de twaalf zichtbare kaarten gebruikt, en de vier gedekte kaarten komen ieder pas in
het spel steeds nadat er één van de open kaarten wordt gespeeld. En de laatste nog niet volledig
behandelde variant is het schoppenboere; een spel dat echter eenvoudig uit te leggen valt: de speler
op de voor'and md uutkommeen degene die de slag heeft met de schoppenboer, heeft verloren.
Tenslotte nog het volgende. Kaartspelen zijn gezelschapsspelen, dus ieder lid van een gezelschap
zal zich aan dezelfde spelregels houden. Maar tussen de gezelschappen kunnen en zullen de
spelregels lichtelijk verschillen - denk b.v. aan de Amsterdamse en de Rotterdamse manier van
klaverjassen - en ook bij bie:e is zulks voortdurend het geval. Desondanks zijn de spelregels nu voor
één keer op papier gesteld; hoewel natuurlijk niet voor eens en altijd!
Noten
1. Dit artikel is mede tot stand gekomen door bijdragen van: Jan Boonman (Kwadendamme), Merten Broekaart
(Kloosterzande), Piet Dekker (Aagtekerke), Freek Eekman (Terneuzen). Willem-Jan Eysackers (Kloosterzande), Bertina
Goense ('s-Heerenhoek), Leen Heijstek (Geersdijk), Jan de Jonge ('s-Gravenpolder), Lauw Machielse (Ritthem), en
Charles van Wijck (Spui).
33