2. Het Zeeuws in dit artikel is Zuid-Bevelands zoals de schrijver dit zelf nog spreekt. I.p.v. keunik zegt men tegenwoordig echter veelal koni(n)k of koni(e)ng, en bij het kaarten ook vaak eer of heer. 3. Men zegt dat door teveel steke de zie. l d'r uut gaèt. 4. Indien de spelregels hiertoe verplichten, zegt de eerste bieder vaak 'ik zitte voe onderd'. 5. Kaarters zijn vaak mannen, doch niet noodzakelijkerwijs; zie noot 1. 6. Dit is gewoonlijk een klein geldbedrag, maar per kaartgezelschap kunnen dergelijke bedragen sterk variëren. Een veel gebruikte uitbetalingsregel is 'n cent de tie.ne', en soms speelt men om niet, ofwel zomae voe zomae. 7. Een hand met enkel paren, dus zonder drie- of meêrkaarten en drie of vier dezelfde, noemt men ook wel 'n schoenewienkel. 8. Bij een spel met vier spelers en vaste maats kan men de totaalscore op papier bijhouden middels een balans of 'boompje'. Men spreekt in dit geval van hompje bie.een indien men hierbij steeds gehele veelvouden van vijftig punten telt, ook wel van meetjes bie:e. 9. Mocht een speler naar de zin van de anderen bij het gooien of uutkommen te veel treuzelen, dan roept men deze soms toe: 'Allee, 'n kaarte of 'n knuppelstok!of: Allee, kaarte of takkebos!' 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 38