groe(ë)nte, W. (Lrs.; Ok.; Osb.; Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol.; Hdk.; Hrh; Ier.; Ktg.; Kwd.);
T./Phi. (Anl; Ovm.; Phi.; Po.; Scherp.; Svn.; Tin); SchD. (Elm.; Otl.; Rns.); ZVW. (Cz./Zzd.; Gde.;
Nvt.); ZVO-zd (Kw.; Ovs.; Zdp.); LvH. (Hek.; Lam./Kt.; Klz.); GoFl. (Ntg.; Mdh.).
2. De bol van over elkaar sluitende bladeren, typisch voor sommige groenten? De buitenste bladeren
worden dan meestal weggedaan; de binnenste worden opgegeten, köóle W. (Lrs. en Ok.: kroppe:
Osb.: kropslae: Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol. en Hdk. ook kroppe: Ha.; Hrh.; Ier.; Ktg.;
Kwd.); T./Phi. (Anl; Ovm.; Phi.; Po.; Scherp.; Svn.: juun\ Tin.); SchD. (Elm.; Otl.; Rns.); ZVW.
(Cz./Zzd.: kropGde.; Nvt. ook krop): ZVO-zd (Kw.: krop: Ovs. en Zdp.: kuële):
LvH. ne krop (Hek.; Lam./Kt.; Klz.); GoFl. koale (Mdh.).
3. De groene bladeren bij knol- of wortelgewassen, die niet worden opgegeten? W. lóóf (Lrs.; Ok.;
Osb.); ZB. blaeren (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol; Hdk.; Hrh.: ofvöl\ Ier. en Ktg. ook lóóf, Kwd.); T./Phi.
/<%>/(Anl. en Ovm.: blaerenPhi.; Po.; Scherp.; Tin.); SchD. (Otl.: knienevoer, knien-eten; Rns.: bij
kool en sla: blaerenbij wortelen: lóóf): ZVW. lóóf (Cz./Zzd.; Gde.: blaor'n: Nvt.); ZVO-zd luëf
(Kw.; Ovs.; Zdp.); LvH. (Hek.; Lam./Kt.; Klz.); GoFl. (Ntg.: lof, Mdh.).
4. Een samengebonden bundel groenten (bv. asperges, prei enz.)? bos(je) W. (Lrs.; Ok.; Osb.;
Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol.; Ha.: zootje-, Hdk.; Hrh.; Ier.; Ktg.; Kwd.); T./Phi. (Ovm.; Phi.;
Po.; Scherp.; Svn.; Tin.); ZVW. (Cz./Zzd.; Gde.; Nvt.); ZVO-zd bussel(e) (Kw.; Ovs.; Zdp.: pak
LvH. ne bos (Hek.; Lam./Kt.; Klz.: ne busselken)-, GoFl. (Ntg.; Mdh.).
5. De witte, eetbare zwam die in donkere grotten wordt gekweekt, maar ook in het wild kan
voorkomen? s(j)ampions W. (Lrs.; Osb.;Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol.; Ha. ook spokebróód-,
Hdk.; Hrh. en Kwd.: paddestoelen-, Ier.; Ktg.); T./Phi. (Anl.; Phi. ook paddestoelen: Po.; Scherp.;
Tin.); SchD. (Elm.; Otl.; Rns.); ZVW. (Cz./Zzd.; Gde.en Nvt. ook paddestoel): ZVO-zd (Kw.; Ovs.
en Zdp. ook paddestoel): LvH. (Hek.; Lam./Kt.; Klz.); GoFl. (Ntg.: paddestoel: Mdh.).
Bladgroenten
1. De bekende groene bladgroente die als rauwkost wordt gegeten in het
algemeen? slae(j), slao(j) W. (Lrs.; Ok.; Osb.; Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol; Ha.; Hdk.; Hrh.;
Ier.; Ktg.; Kwd.); T./Phi. (Anl.; Ovm.; Phi.; Po.; Scherp.; Svn.; Tin.); SchD. (Elm.; Otl.; Rns.);
ZVW. (Cz./Zzd.; Gde.; Nvt.); ZVO-zd salaa (Kw.; Ovs.; Zdp.); LvH. salaoi (Hek.; Lam./Kt.; Klz.);
GoFl. (Ntg.; Mdh.).
2. De slasoort waarvan de binnenste bladeren naar elkaar toegroeien? kropslae W. (Lrs.; Ok.; Osb.
Wkp.); ZB. (Bsl.; Dw./Ovz.; Gpol; Ha.; Hdk.; Hrh.; Ier.; Ktg.; Kwd.); T./Phi. (Anl.; Ovm.; Phi.;
Po.; Svn.); SchD. (Elm.; Rns.); ZVW. (Cz./Zzd.; Gde.: witlof: Nvt.); ZVO-zd kropsalaa (Kw.; Ovs.;
Zdp.); LvH. kropsalaoi (Hek.; Lam./Kt.; Klz.); GoFl. (Ntg.; Mdh.).
3. De slasoort met een losse krop van lange, smalle bladeren, die soms opgebonden wordt? W.
bindslae (Lrs.; Osb.); ZB. snieslae (Bsl. ook bindslae: Dw./Ovz.: groenlof; Gpol.); T./Phi. (Phi.:
sniebiet: Po.: bindslae: Scherp.: andievie: Svn.: kropslae): SchD. (Otl. en Rns.: andievieZVW.
(Cz./Zzd. en Gde.: andievie: Nvt.: struuk): ZVO-zd (Ovs.: groenlofLvH. bindsalaoi, -slao
(Lam./Kt.; Klz.); GoFl. (Ntg.: andievie: Mdh.: snijbiet).
4. De slasoort met een rozet van grijsgroene, langwerpige bladeren, waarvan ook de stengel
gebruikt wordt. W. eikebladslae (Osb.); T./Phi. (Phi.: snieslae): LvH. (Klz.: bindslao).
5. De slasoort die in plaats van kroppen, kleine, smalle blaadjes vormt naast elkaar. Ze wordt bij het
oogsten net boven de grond afgesneden en de losse bladeren worden gebruikt? Na het snijden begint
de plant opnieuw te groeien, snieslae(j), snie(j)slao W. (Lrs.; Ok.; Osb.; Wkp.); ZB. (Bsl.: veldslae:
Dw./Ovz.; Gpol; Ha.; Hdk.; Hrh.; Ier.; Ktg.); T./Phi. (Phi. ook veldslae: Po.; Svn.; Tin.); SchD.
(Elm.; Otl.; Rns.); ZVW. (Cz./Zzd.: velslao: Gde.: spinaozje: Nvt.); ZVO-zd snejsalaa (Ovs.; Zdp.);
LvH. (Lam./Kt.: veldsalaoi ezelsöórkes: Klz.: snijslao): GoFl. (Ntg.: spinaozie: Mdh.).
6. De slasoort die dicht uitgezaaid en jong uitgetrokken of uitgestoken wordt? W. (Lrs.: plukslae:
Osb.: plantslae: Wkp.: snieslae): ZB. snieslae (Ha.: plukslae: Hdk.; Hrh.; Ktg.: veldslae:
61
