maken. De verschillende bewoningsresten van de verdronken nederzetting waren over vele
honderden meters verspreid. Ze wekken de indruk van een aanzienlijk conglomeraat met een laat-
Merovingisch deel ter hoogte van Duinvliet en een Karolingische nederzetting bij Westhove. Bij de
laatste locatie tekent zich vaag een Einstrafienanlage af, een eenstraatswik met twee grafvelden
volgens mogelijk Fries concept. De rijke bijgiften weerspiegelen de welstand van de bevolking. Er
woonden multas feminas en er was infinita diversi generis pecunia aanwezig10. In 837 kon de
bevolking een schatting worden opgelegd. De plaats moet een aanzienlijk handelscentrum geweest
zijn. Alleen al de Karolingische nederzetting was over 1300 meter te vervolgen".
De kerk had al vroeg belangstelling voor Walcheren. Mogelijk hadden geestelijken als Amandus en
Eligius in de zevende eeuw het gebied betrokken bij hun missiewerk12. Maar van hun inspanningen
blijkt weinig over als Willibrord aan het einde van die eeuw een heidens afgodsbeeld in de villa
Walichrum vernielt13. De aanwezigheid van een bewaker doet vermoeden dat het beeld zich binnen
een bouwwerk, een fanumbevond. Willibrord stichtte hier, waarschijnlijk ter plaatse van deze
cultusplaats, een kerk. Nadien kan hij deze kerk en haar bezittingen aan de abdij van Echternach
hebben geschonken14. Wanneer later de handelsplaats door de zee wordt verzwolgen, is de kerk,
inclusief de inmiddels verworven relieken van Willibrord, verplaatst naar Westkapelle. Deze plaats
moet haar naam, evenals Oostkapelle, te danken hebben aan de ligging ten opzichte van Domburg15.
Het belang van de handelsplaats in aanmerking nemende, is het niet ondenkbaar dat er een
bescheiden priesterconvent bij de kerk van Domburg functioneerde. Volgens de Passio Fhderici
liet de Utrechtse bisschop er na zijn bezoek priesters achter16.
Om het missiewerk van Amandus te ondersteunen, had de Frankische koning Dagobert (602-639)
koninklijke domeinen ter beschikking gesteld. Hierop kunnen de Walcherse bezittingen van de
Gentse Sint-Baafsabdij terug te voeren zijn. Ook andere abdijen, zoals die van Lorsch, hadden
goederen op het eiland - dat moeten voor een groot deel koninklijke schenkingen geweest zijn. Maar
belangrijke delen behield de koning voor zichzelf. Want het eiland, waaronder naar we mogen
aannemen de handelsplaats zelf, was een kroondomein17. Behalve voor de revenuen, die belastingen
op de handel zal hebben opgebracht, was de nederzetting voor de koning vooral van militair belang
door de strategische ligging aan de monding van de Schelde. Hier had Lodewijk de Vrome (814-
840) een seditioeen versterking, doen oprichten, waar tijdens een vikingaanval een militaire
bevelhebber sneuvelde18. Domburg is dus tevens te beschouwen als een garnizoensplaats. Ook
verbleven er veel optimates imperatorisedelen in dienst van de keizer. We moeten daarbij eerder
denken aan plaatselijke edelen dan aan een keizerlijk gevolg. Waren dit homines franci, vazallen
van de keizer met een voornamelijk militaire functie? Zij blijken in het gebied gegoed te zijn
geweest, getuige de cijns die zij aan de Sint-Baafsabdij betaalden19. Hun afhankelijke positie lijkt
de weidse benaming optimates te weerspreken.
Ook de Utrechtse kerk had belangen op het eiland. Zij kreeg sinds de dagen van Pippijn de
Middelste (680-714) eentiende deel van de fiscale opbrengsten binnen het bisdom, waaronder ook
Zeeland was begrepen. Bovendien kan de kerk van Walacria een bisschoppelijke eigenkerk geweest
zijn, ook al bestaan hiervoor geen directe bewijzen20.
Een enkele keer komen we de naam van de nederzetting Walacria in een meervoudsvorm tegen21.
Dat vinden we ook bij Dorestad, waar we een Boven- en een Benedenstad aantreffen. De
Merovingische Bovenstad had daar voornamelijk een bestuurlijke en kerkelijke functie, terwijl de
Karolingische Benedenstad een overwegend mercantiele en ambachtelijke functie had. Het is
verleidelijk een dergelijke tweedeling ook op Walacria toe te passen22. We zouden de versterkte
garnizoensplaats met de door Willibrord gestichte kerk dan in de Merovingische locatie ter hoogte
van Duinvliet kunnen vermoeden, terwijl de handelsnederzetting zich in het Karolingische deel bij
Westhove zou hebben bevonden. Helaas blijft dit in elk opzicht speculatie, want over de werkelijke
ligging van de garnizoensplaats, het kerkelijke centrum en de handelsplaats is ons niets bekend.
5